IMIS

Publications | Institutes | Persons | Datasets | Projects | Maps
[ report an error in this record ]basket (0): add | show Print this page

De betekenis van de factor getij voor de schorvegetatie in zuid-west Nederland
Beeftink, W.G. (1986). De betekenis van de factor getij voor de schorvegetatie in zuid-west Nederland, in: Rozema, J. (Ed.) Oecologie van estuariene vegetatie: bundeling van de voordrachten gehouden op 24 april 1985 in de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam. pp. 1-45
In: Rozema, J. (Ed.) (1986). Oecologie van estuariene vegetatie: bundeling van de voordrachten gehouden op 24 april 1985 in de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam. Delta Instituut voor Hydrologisch Onderzoek/Vrije Universiteit Amsterdam: Amsterdam. 169 pp., more

Available in  Author 

Keyword
    Marine/Coastal

Author  Top 
  • Beeftink, W.G.

Abstract
    Het getij als milieufaktor voor de schorvegetatie is verdeeld in een horizontale en een vertikale component. De horizontale component, de getijstromen, fungeert als faktor voor de verspreiding van diasporen, zodanig dat over afstanden van minstens tientallen kilometers voortdurend genetische uitwisseling tussen populaties kan plaatsvinden. In de vertikale component hebben natuurlijke afwijkingen van de overstromingsfrequentie op jaarbasis tot gevolg dat populaties van sommige zoutplanten, zoals Aster tripoliurn, zich parallel aan de afwijking langs de hoogtegradiënt op- of neerwaarts verplaatsen. Op langere termijn kunnendeze afwijkingen bepalend zijn voor richting en snelheid van de successie. Civieltechnische kustwerken veroorzaken vele malen grotere veranderingen in het vertikale getij. Zij brengen bij vloedverhogingen van 20-50 cm of meer syntaxonomische veranderingen in de schorvegetatie teweeg. Vloedverlaging van diezelfde orde van grootte zou ook dergelijke veranderingen kunnen veroorzaken. Opslibbings- en inklinkingsprocesen van de schorbodem kunnen in het getij-effekt interfereren, evenals met de getijverandering parallel verlopende veranderingen in de saliniteit van het overstromingswater. De relatieve zeespiegelrijzing van 4-5 cm per 20 jaar kan op zichzelf genomen op langere termijn de doorslag geven bij syntaxonomische veranderingen in de vegetatie. Meestal zal de opslibbing van de bodem dit proces echter ruimschoots kunnen neutraliseren. Postglaciale zeespiegelrijzing behoeft de ontwikkeling en instandhouding van schorren dus niet in de weg te staan. Dat is echter niet zeker bij een eventuele extra zeespiegelrijzing als gevolg van een verhoogd CO2-gehalte van de atmosfeer en een extra daling van de bodem door aardgaswinning zoals in het Waddengebied is voorspeld.

All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy Top | Author