Difference between revisions of "Oesterpark Park"

From Coastal Wiki
Jump to: navigation, search
(New page: __NOTITLE__ =='''Oesterpark "L. Delbouille" (1888-1897), later "N.V. des Huitrières Park Ostende" (1897-1903)'''== ==Oesterpark "L. Delbouille"== Op 6 augustus 1888 veroverde de Luikse ...)
 
Line 4: Line 4:
 
==Oesterpark "L. Delbouille"==
 
==Oesterpark "L. Delbouille"==
  
Op 6 augustus 1888 veroverde de Luikse notaris Louis Delbouille een concessie voor de aanleg van een oesterput in de zogenaamde Mosselhoek, toen nog het grondgebied van de stad Bredene. Later zouden op deze plaats ook de oesterkwekerijen “Desmet”, “Roger-Lohr” en “Stichert-Stracké” gevestigd worden. Delbouille was geen onbekende in Oostende. Als notaris was hij gespecialiseerd in het begeleiden van maatschappijen die grote stukken grond opkochten en vervolgens verkavelden. Na ervaring opgedaan te hebben in zijn thuisstad Luik, richtte Delbouille vanaf de jaren 1870 zijn pijlen op Oostende. Hij werd één van de spilfiguren in de verkoop van de percelen grond aan de Zeedijk en zorgde zo mee voor de snelle uitbouw van Oostende als luxe-badstad aan de Belgische kust. Het kan niet verbazen dat deze man met een duidelijke neus voor zaken goed op de hoogte was van het grote toeristische belang van de oesterkweek in Oostende en dat hij bijgevolg zelf wilde delen in de winstmarges van deze industrietak.
+
Op 6 augustus 1888 veroverde de Luikse notaris Louis Delbouille een concessie voor de aanleg van een oesterput in de zogenaamde Mosselhoek, toen nog het grondgebied van de stad Bredene. Later zouden op deze plaats ook de oesterkwekerijen “Desmet”, “Roger-Lohr” en “Stichert-Stracké” gevestigd worden.<ref name="Halewyck">[http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=64754 Halewyck, R.; Hostyn, N. (1978). Oostends oesterboek: historiek van de Oostendse oesterteelt vanaf de 18e eeuw tot op heden. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 68, 34 pl. pp.]</ref> Delbouille was geen onbekende in Oostende. Als notaris was hij gespecialiseerd in het begeleiden van maatschappijen die grote stukken grond opkochten en vervolgens verkavelden. Na ervaring opgedaan te hebben in zijn thuisstad Luik, richtte Delbouille vanaf de jaren 1870 zijn pijlen op Oostende. Hij werd één van de spilfiguren in de verkoop van de percelen grond aan de Zeedijk en zorgde zo mee voor de snelle uitbouw van Oostende als luxe-badstad aan de Belgische kust.<ref name="Constandt">[http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=214486 Constandt, M. (1981). Delbouille en Dujardin: twee pioniers van het Oostends toerisme. Bijdragen tot de Westvlaamse Geschiedenis, 1. Marc Van de Wiele: Brugge. 61 pp.]</ref> Het kan niet verbazen dat deze man met een duidelijke neus voor zaken goed op de hoogte was van het grote toeristische belang van de oesterkweek in Oostende en dat hij bijgevolg zelf wilde delen in de winstmarges van deze industrietak.
  
In 1889 kocht Louis Delbouille de grond waar hij zijn park wilde vestigen van de Brugse apotheker Louis Mathys. Het jaar erop was de aanleg van de oesterput en de bijhorende gebouwen op het 3260 m² grote terrein klaar. In 1896 zou het complex nog uitgebreid worden met een aanpalend huis en een tuin, waardoor de totale oppervlakte van de onderneming 4178 m² bedroeg.  
+
In 1889 kocht Louis Delbouille de grond waar hij zijn park wilde vestigen van de Brugse apotheker Louis Mathys. Het jaar erop was de aanleg van de oesterput en de bijhorende gebouwen op het 3260 m² grote terrein klaar. In 1896 zou het complex nog uitgebreid worden met een aanpalend huis en een tuin, waardoor de totale oppervlakte van de onderneming 4178 m² bedroeg.<ref name="Constandt"/>
  
  
 
==Oesterpark "N.V. des Huitrières Park Ostende"==
 
==Oesterpark "N.V. des Huitrières Park Ostende"==
  
Op 1 maart 1897 verkocht Delbouille zijn oesterpark met het bijhorende handelsfonds en alle uitrusting aan de pas gestichte “N.V. des Huitrières Park Ostende”. De oesters zelf en de verpakkingsmaterialen werden later ook opgekocht door de maatschappij. Delbouille zelf bleef wel betrokken bij de zaak: hij bezat nog 200 aandelen. De overige 50 aandelen werden verdeeld onder de 7 andere oprichters van de venootschap. De belangrijkste collega’s van Delbouille waren Frederic Delesalle, een Rijselse industrieel en Gérard Segaert, een ingenieur uit Sint-Joost ten Node. Ook de moeder en broer van Segaert en enkele vrienden van Delesalle stapten mee in de zaak. De eerste directeur van de firma werd de Luxemburger Eugène Gaspar, die reeds sinds enkele jaren de uitbater was van de putten van Delbouille. In 1899 stapte Gaspar echter over naar de concurrentie van de “Grande Huîtrière du Kursaal”, waarna zijn functie overgenomen werd door M. de Muyser.  
+
Op 1 maart 1897 verkocht Delbouille zijn oesterpark met het bijhorende handelsfonds en alle uitrusting aan de pas gestichte “N.V. des Huitrières Park Ostende”. De oesters zelf en de verpakkingsmaterialen werden later ook opgekocht door de maatschappij. Delbouille zelf bleef wel betrokken bij de zaak: hij bezat nog 200 aandelen. De overige 50 aandelen werden verdeeld onder de 7 andere oprichters van de venootschap. De belangrijkste collega’s van Delbouille waren Frederic Delesalle, een Rijselse industrieel en Gérard Segaert, een ingenieur uit Sint-Joost ten Node. Ook de moeder en broer van Segaert en enkele vrienden van Delesalle stapten mee in de zaak.<ref name="Constandt"/> De eerste directeur van de firma werd de Luxemburger Eugène Gaspar, die reeds sinds enkele jaren de uitbater was van de putten van Delbouille.<ref>[http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=14389 Le Carillon, 4 juli 1897]</ref> In 1899 stapte Gaspar echter over naar de concurrentie van de “Grande Huîtrière du Kursaal”, waarna zijn functie overgenomen werd door M. de Muyser.<ref name="Constandt"/>
  
In 1902 werden de oesterputten onteigend om de uitbreidingswerken aan de Oostendse haven mogelijk te maken. In augustus 1903 werd de “N.V. des Huitrières Park Ostende” ontbonden en op 30 spetember 1903 vond de openbare verkoop van de oesterput plaats.  
+
 
 +
In 1902 werden de oesterputten onteigend om de uitbreidingswerken aan de Oostendse haven mogelijk te maken.<ref name="Constandt"/> In augustus 1903 werd de “N.V. des Huitrières Park Ostende” ontbonden<ref>[http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=15497 Le Carillon, 17 juli 1903.]</ref> en op 30 spetember 1903 vond de openbare verkoop van de oesterput plaats.<ref>[http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=23409 L'Echo d'Ostende, 27 september 1903.]</ref>
  
  
 
==Referenties==
 
==Referenties==
 
<references/>
 
<references/>

Revision as of 10:59, 10 May 2012

Oesterpark "L. Delbouille" (1888-1897), later "N.V. des Huitrières Park Ostende" (1897-1903)

Oesterpark "L. Delbouille"

Op 6 augustus 1888 veroverde de Luikse notaris Louis Delbouille een concessie voor de aanleg van een oesterput in de zogenaamde Mosselhoek, toen nog het grondgebied van de stad Bredene. Later zouden op deze plaats ook de oesterkwekerijen “Desmet”, “Roger-Lohr” en “Stichert-Stracké” gevestigd worden.[1] Delbouille was geen onbekende in Oostende. Als notaris was hij gespecialiseerd in het begeleiden van maatschappijen die grote stukken grond opkochten en vervolgens verkavelden. Na ervaring opgedaan te hebben in zijn thuisstad Luik, richtte Delbouille vanaf de jaren 1870 zijn pijlen op Oostende. Hij werd één van de spilfiguren in de verkoop van de percelen grond aan de Zeedijk en zorgde zo mee voor de snelle uitbouw van Oostende als luxe-badstad aan de Belgische kust.[2] Het kan niet verbazen dat deze man met een duidelijke neus voor zaken goed op de hoogte was van het grote toeristische belang van de oesterkweek in Oostende en dat hij bijgevolg zelf wilde delen in de winstmarges van deze industrietak.

In 1889 kocht Louis Delbouille de grond waar hij zijn park wilde vestigen van de Brugse apotheker Louis Mathys. Het jaar erop was de aanleg van de oesterput en de bijhorende gebouwen op het 3260 m² grote terrein klaar. In 1896 zou het complex nog uitgebreid worden met een aanpalend huis en een tuin, waardoor de totale oppervlakte van de onderneming 4178 m² bedroeg.[2]


Oesterpark "N.V. des Huitrières Park Ostende"

Op 1 maart 1897 verkocht Delbouille zijn oesterpark met het bijhorende handelsfonds en alle uitrusting aan de pas gestichte “N.V. des Huitrières Park Ostende”. De oesters zelf en de verpakkingsmaterialen werden later ook opgekocht door de maatschappij. Delbouille zelf bleef wel betrokken bij de zaak: hij bezat nog 200 aandelen. De overige 50 aandelen werden verdeeld onder de 7 andere oprichters van de venootschap. De belangrijkste collega’s van Delbouille waren Frederic Delesalle, een Rijselse industrieel en Gérard Segaert, een ingenieur uit Sint-Joost ten Node. Ook de moeder en broer van Segaert en enkele vrienden van Delesalle stapten mee in de zaak.[2] De eerste directeur van de firma werd de Luxemburger Eugène Gaspar, die reeds sinds enkele jaren de uitbater was van de putten van Delbouille.[3] In 1899 stapte Gaspar echter over naar de concurrentie van de “Grande Huîtrière du Kursaal”, waarna zijn functie overgenomen werd door M. de Muyser.[2]


In 1902 werden de oesterputten onteigend om de uitbreidingswerken aan de Oostendse haven mogelijk te maken.[2] In augustus 1903 werd de “N.V. des Huitrières Park Ostende” ontbonden[4] en op 30 spetember 1903 vond de openbare verkoop van de oesterput plaats.[5]


Referenties