Difference between revisions of "Slijkgrascicade"

From Coastal Wiki
Jump to: navigation, search
(<span style="color:#00787A">Verspreiding in onze buurlanden</span>)
(<span style="color:#00787A">Factoren die de verspreiding beïnvloeden</span>)
Line 82: Line 82:
  
  
Mogelijks kan de wintertemperatuur een beperkende factor spelen voor de Noordelijke verspreiding van deze soort. De soort overleeft immers de winter in ‘nimf-stadia’ (een larvaal stadium waarin de cicaden reeds lijken op de volwassen exemplaren (imago), maar waarbij o.a. nog vleugels ontbreken)  tussen afgestorven materiaal <ref name =Denno1987/>(Denno 1987), tussen de opgerolde bladeren van oude halmen en in de bladoksels van jonge planten tot het vroege voorjaar <ref name =Grevstad2003a/>(Gevstad 2003). Strenge winters kunnen hun aantallen zodanig decimeren dat de soort tijdens de zomer niet in staat is zich te herstellen. Hierdoor is de noordgrens van het verspreidingsgebied van deze soort langs de Amerikaanse oostkust beperkt tot Massachusetts <ref name =Grevstad2003a/><ref name =Deblauwe2011/><ref name =Grevstad2004>Grevstad, F.S.; Switzer, R.W.; Wecker, M.S. (2004). Habitat trade-offs in the summer and winter performance of the planthopper ''Prokelisia marginata'' introduced against the intertidal grass ''Spartina alterniflora'' in Willapa Bay, Washington, in: Cullen, J.M. et al. (Ed.) (2004). Proceedings of the XI International Symposium on Biological Control of Weeds Canberra, Australia, 27 April-2 May 2003. pp. 523-528. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=213602 details]</ref>(Gevstad 2003, Grevstad 2004, De Blauwe 2011).
+
Mogelijks kan de wintertemperatuur een beperkende factor spelen voor de Noordelijke verspreiding van deze soort. De soort overleeft immers de winter in ‘nimf-stadia’ (een larvaal stadium waarin de cicaden reeds lijken op de volwassen exemplaren (imago), maar waarbij o.a. nog vleugels ontbreken)  tussen afgestorven materiaal <ref name =Denno1987/>(Denno 1987), tussen de opgerolde bladeren van oude halmen en in de bladoksels van jonge planten tot het vroege voorjaar <ref name =Grevstad2003a/>(Gevstad 2003). Strenge winters kunnen hun aantallen zodanig decimeren dat de soort tijdens de zomer niet in staat is zich te herstellen. Hierdoor is de noordgrens van het verspreidingsgebied van deze soort langs de Amerikaanse oostkust beperkt tot Massachusetts <ref name =Deblauwe2011/><ref name =Grevstad2003a/><ref name =Grevstad2004>Grevstad, F.S.; Switzer, R.W.; Wecker, M.S. (2004). Habitat trade-offs in the summer and winter performance of the planthopper ''Prokelisia marginata'' introduced against the intertidal grass ''Spartina alterniflora'' in Willapa Bay, Washington, in: Cullen, J.M. et al. (Ed.) (2004). Proceedings of the XI International Symposium on Biological Control of Weeds Canberra, Australia, 27 April-2 May 2003. pp. 523-528. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=213602 details]</ref>(Gevstad 2003, Grevstad 2004, De Blauwe 2011).
  
 
In de Verenigde Staten spelen stormen ook een belangrijke rol bij de verspreiding van deze cicade. Slijkgraspopulaties langs kreken en op de lager gelegen gebieden worden door winterstormen gedecimeerd en in ieder geval wordt het losse plantenmateriaal weggespoeld waartussen de nimfen overwinteren. Op dergelijke plekken dient de slijkgrascicade zich elk jaar opnieuw te vestigen <ref name =persmed/>.
 
In de Verenigde Staten spelen stormen ook een belangrijke rol bij de verspreiding van deze cicade. Slijkgraspopulaties langs kreken en op de lager gelegen gebieden worden door winterstormen gedecimeerd en in ieder geval wordt het losse plantenmateriaal weggespoeld waartussen de nimfen overwinteren. Op dergelijke plekken dient de slijkgrascicade zich elk jaar opnieuw te vestigen <ref name =persmed/>.

Revision as of 13:13, 27 March 2012

Warning: Deze pagina wordt niet langer bijgewerkt. Meer recente info is te vinden op http://www.vliz.be/niet-inheemse-soorten


Slijkgrascicade
De slijkgrascicade is een Amerikaanse soort die oorspronkelijk gedijde op Amerikaans slijkgras (Spartina alterniflora) langsheen de oostkust van de Verenigde Staten. De eerste Europese waarneming van deze soort stamt uit 1994 in de Portugese Algarve streek. De slijkgrascicade bereikte België vermoedelijk in 2010, hoewel het tot 20 augustus 2011 duurde vooraleer hij er voor het eerst werd waargenomen. Mogelijk werd deze cicade via transport met slijkgrasbladeren in Europa geïntroduceerd. De slijkgrascicade komt exclusief voor op slijkgrassen en voedt zich met het voedingsrijke sap van deze planten. De slijkgrascicade werd langs de Amerikaanse westkust (Washington) uitgezet om het daar ingevoerde slijkgras biologisch te bestrijden.
Prokelisia marginata.jpg
Foto: Hans De Blauwe




Wetenschappelijke naam

Prokelisia marginata (Van Duzee, 1897)


Oorspronkelijke verspreiding

Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de slijkgrascicade strekt zich uit langsheen de Amerikaanse oostkust, van Massachusetts tot Louisiana. Deze cicade is in dit gebied erg abundant en vormt er de belangrijkste herbivoor van het Amerikaans slijkgras, Spartina alterniflora [1][2][3] (Wilson 1982, Denno 1985, Denno 1987). De slijkgrascicade wordt eveneens gemeld in geïsoleerde inter-getijdengebieden in Californië, aan de Pacifische kust [3] (Denno 1987). Hier komt hij eveneens op een andere slijkgrassoort voor, namelijk Spartina foliosa [1] (Wilson 1982). Er zijn echter sterke aanwijzingen dat deze Pacifische populaties recent (na de jaren 1970) vanuit de Amerikaanse oostkust geïntroduceerd werden [4] (Grevstad, Wecker & Strong 2004).

De slijkgrascidade werd opgenomen in de lijst van niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee gezien het feit dat deze soort enkel kan gedijen op bepaalde soorten slijkgras [5] (Grevstad 2003a), een plantengroep die typisch in intergetijdegebieden voorkomt [6] (Van Landuyt 2006).


Eerste waarneming in België

Nadat de slijkgrascicade op 20 augustus 2011 in Nederland nabij Tholen op Engels slijkgras Spartina townsendii var. anglica werd aangetroffen, besloot men om ook de Belgische slijkgraspopulaties te bemonsteren op de aanwezigheid van deze exoot. Naar aanleiding van deze bemonsteringcampagne werden in de Baai van Heist op 26 augustus 2011 enkele honderden exemplaren van de slijkgrascicade verzameld [7](De Blauwe 2011). Aangezien deze cicade het jaar voordien reeds zowel bij onze zuiderburen als bij onze noorderburen aangetroffen werd, vermoedt men dat de introductie van deze soort reeds in 2010 plaatsvond [7](De Blauwe 2011).


Verspreiding in België

In België werd de aanwezigheid van de slijkgrascicade reeds vastgesteld op de Engels slijkgraspopulaties aan de Baai van Heist, en het Zwin te Knokke [7]. Op de andere locaties waar zijn gastplant Engels slijkgras groeit (o.a. te Nieuwpoort en langs de Zeeschelde) werd hij voorlopig nog niet gemeld.

In het studiegebied komt de soort ook voor op het Engels slijkgras dat groeit langs de Westerschelde te Hoofdplaat, tussen Breskens en Terneuzen [7].


Verspreiding in onze buurlanden

De slijkgrascicade werd het voor het eerst in Europa aangetroffen in Portugal. In 1994 werden de eerste exemplaren in de Algarve streek vastgesteld. In 1998 volgden waarnemingen in Spanje en in 2004 in Slovenië (aan het Noorden van de Adriatische Zee) [8](Mifsut 2010). Meer recent werd deze soort dichter bij huis gerapporteerd: in 2008 werd de slijkgrascicade in Engeland langs de kusten van de provincie Hampshire (Portsmouth) aangetroffen [9] (Badmin 2009) en in 2009 in Frankrijk [8](Mifsut 2010). Op Engels slijkgras dat groeit langs de kusten van de Engelse provincie Kent (Dover) bleek deze soort in 2009 reeds algemeen voor te komen, hoewel hij er in 2007 nog niet aangetroffen werd. Dit toont aan dat de cicade zich zeer snel over de Engelse Zuidkust heeft verspreid [9](Badmin 2009). Vervolgens werd deze soort in 2010 voor het eerst in Nederland vastgesteld waar hij onder meer gedijt langsheen de Oosterschelde [7] (De Blauwe 2011).


Wijze van introductie

Omdat slijkgras soms als verpakkingsmateriaal gebruikt wordt, is het mogelijk dat transport een rol speelde bij de introductie van de slijkgrascicade vanuit Amerika naar Europa [9](Badmin 2009). Zo kunnen er cicade-eieren aanwezig zijn in het weefsel van slijkgrasbladeren, die bijvoorbeeld gebruikt worden om oesters in te pakken [7](De Blauwe 2011). Na de introductie in Frankrijk kon de soort zijn verspreidingsgebied snel op natuurlijke wijze uitbreiden. Het is mogelijk dat de oorspronkelijke introducties in Spanje, Frankrijk en Slovenië onafhankelijk van elkaar plaatsvonden [7](De Blauwe 2011).


Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien

Engelse slijkgras, een geschikte gastplant voor de slijkgrascicade, komt voor in de inter-getijdengebieden van onze kust (Nieuwpoort, Baai van Heist, het Zwin en het Schelde-estuarium) [10] (Van Landuyt 2006). Dit Engels slijkgras is een niet-inheemse soort, die tijdens de 19de eeuw ontstond na een hybridisatie langs de Zuid Engelse kust tussen het inheemse klein slijkgras Spartina maritima en het exotische Amerikaans slijkgras Spartina alterniflora [11] (Ayres 2001).


Factoren die de verspreiding beïnvloeden

De slijkgrascicade kan enkel gedijen op slijkgrassoorten [12] (Grevstad 2003). De verspreiding van de cicade is dan ook sterk gebonden aan die van zijn gastplant die typisch voorkomt in inter-getijdengebieden met slikken en schorren [10](Van Landuyt 2006).

Na introductie kan de slijkgrascicade zeer grote dichtheden bereiken van meer dan 50.000 exemplaren per m2 [4] (Grevstad, Wecker & Strong 2004). Naast kortvleugelige (brachypteer) exemplaren komen langvleugelige (macropteer) exemplaren voor die zeer goed kunnen vliegen [2](Denno et al 1985). Eenmaal in de lucht worden deze kleine insecten door de wind meegenomen. Er is dus geen sprake van gerichte dispersie. Opvallend is het hoge percentage langvleugelige exemplaren in veel Zeeuwse populaties en deze langvleugelige exemplaren kunnen zorgen voor de snelle vestiging van nieuwe populaties op behoorlijke afstanden van al gevestigde populaties. De zeer grote bronpopulaties zorgen voor bijna een ‘regen’ van slijkgrascicades langs onze kust [13]. (persoonlijke mededeling Kees Den Bieman 2012). De kortvleugelige exemplaren hebben daarentegen als voordeel dat ze zich op jongere leeftijd kunnen voortplanten [2](Denno et al 1985). De verhouding tussen kort- en langvleugelige exemplaren in een populatie wordt bepaald door verscheidene omgevingsfactoren als de kwaliteit van de waardplant en de populatiedichtheid [2][14] (Strong & Stiling 1983, Denno et al 1985). In populaties met een hoge dichtheid ontstaan meer langvleugelige exemplaren dan in populaties met een lage dichtheid.


Mogelijks kan de wintertemperatuur een beperkende factor spelen voor de Noordelijke verspreiding van deze soort. De soort overleeft immers de winter in ‘nimf-stadia’ (een larvaal stadium waarin de cicaden reeds lijken op de volwassen exemplaren (imago), maar waarbij o.a. nog vleugels ontbreken) tussen afgestorven materiaal [3](Denno 1987), tussen de opgerolde bladeren van oude halmen en in de bladoksels van jonge planten tot het vroege voorjaar [12](Gevstad 2003). Strenge winters kunnen hun aantallen zodanig decimeren dat de soort tijdens de zomer niet in staat is zich te herstellen. Hierdoor is de noordgrens van het verspreidingsgebied van deze soort langs de Amerikaanse oostkust beperkt tot Massachusetts [7][12][15](Gevstad 2003, Grevstad 2004, De Blauwe 2011).

In de Verenigde Staten spelen stormen ook een belangrijke rol bij de verspreiding van deze cicade. Slijkgraspopulaties langs kreken en op de lager gelegen gebieden worden door winterstormen gedecimeerd en in ieder geval wordt het losse plantenmateriaal weggespoeld waartussen de nimfen overwinteren. Op dergelijke plekken dient de slijkgrascicade zich elk jaar opnieuw te vestigen [13].



  1. 1.0 1.1 Wilson, S.W. (1982). The planthopper genus Prokelisia in the United States (Homoptera: Fulgoroidea: Delphacidae) J. Kans. Entomol. Soc. 55(3): 532-546. details
  2. 2.0 2.1 2.2 2.3 Denno, R.F.; Douglas, L.W.; Jacobs, D. (1985). Crowding and host plant nutrition: Environmental determinants of wing-form in Prokelisia marginata Ecology 66(5): 1588-1596. details
  3. 3.0 3.1 3.2 Denno, R.F.; Schauff, M.E.; Wilson, S.W.; Olmstead, K.L. (1987). Practical diagnosis and natural history of two sibling salt marsh-inhabiting planthoppers in the genus Prokelisia (Homoptera: Delphacidae) Proc. Entomol. Soc. Wash. 89: 687-700. details
  4. 4.0 4.1 Grevstand, F.S.; Wecker, M.S.; Strong, D.R. (2010). Biological control of Spartina, in: Ayres, D.R. et al. (Ed.) (2010). Proceedings of the Third International Conference on Invasive Spartina, November 8-10, 2004, San Fransisco, California, USA. pp. 267-272. details
  5. Grevstad, F.S.; Strong, D.R.; Garcia-Rossi, D.; Switzer, R.W.; Wecker, M.S. (2003). Biological control of Spartina alterniflora in Willapa Bay, Washington using the planthopper Prokelisia marginata: agent specificity and early results Biol. Control 27(1): 32-42. details
  6. Van Landuyt, W.; Hoste, I.; Vanhecke, L.; Van Den Bremt, P.; Vercruysse, W.; de Beer, D. (Ed.) (2006). Atlas van de flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest. Flo.Wer/Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek/Nationale Plantentuin van België: Brussel. ISBN 90-726-1968-4. 1007 pp. details
  7. 7.0 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 De Blauwe, H. (2011). De slijkgrascicade Prokelisia marginata (Hemiptera: Delphacidae), een exoot gebonden aan Engels slijkgras Spartina townsendii, verovert nu ook de Belgische kust De Strandvlo 31(3-4): 80-88. details
  8. 8.0 8.1 Mifsud, D.; Cocquempot, C.; Mühlethaler, R.; Wilson, M.; Streito, J.-C. (2010). Other Hemiptera Sternorrhyncha (Aleyrodidae, Phylloxeroidea, and Psylloidea) and Hemiptera Auchenorrhyncha, in: Roques, A. et al. (Ed.) (2010). Alien terrestrial arthropods of Europe. BioRisk, 4(1): pp. 511–552. details
  9. 9.0 9.1 9.2 Badmin, J.; Witts, T. (2009). Cord-grass planthopper Prokelisia marginata (Hemiptera: Delphacidae) sweeps into Kent Br. J. Entomol. Nat. Hist. 22(4): 213-215. details
  10. 10.0 10.1 Cite error: Invalid <ref> tag; no text was provided for refs named Vanlanduyt2006
  11. Ayres, D.R.; Strong, D.R. (2001). Origin and genetic diversity of Spartina anglica (Poaceae) using nuclear DNA markers Am. J. Bot. 88(10): 1863-1867
  12. 12.0 12.1 12.2 Cite error: Invalid <ref> tag; no text was provided for refs named Grevstad2003a
  13. 13.0 13.1 Persoonlijke mededeling Kees Den Bieman 2012
  14. Strong Jr., D.R.; Stiling, P.D. (1983). Wing dimorphism changed by experimental density manipulation in a planthopper (Prokelisia marginata, Homoptera, Delphacidae) Ecology 64(1): 206-209. details
  15. Grevstad, F.S.; Switzer, R.W.; Wecker, M.S. (2004). Habitat trade-offs in the summer and winter performance of the planthopper Prokelisia marginata introduced against the intertidal grass Spartina alterniflora in Willapa Bay, Washington, in: Cullen, J.M. et al. (Ed.) (2004). Proceedings of the XI International Symposium on Biological Control of Weeds Canberra, Australia, 27 April-2 May 2003. pp. 523-528. details