Beschrijving Bij het uitslaan van het achterschip eens éénschroevers, moet men, ten einde de buitenhuid langzaam het schroefasoog des achterstevens te doen omvatten, een zeker aantal spanten van hunne richting afwijken, zooals de hieronder geteekende schets aanduidt (Fig. 77). Dit getal zal slechts op den vertikalen uitslag juist kunnen vastgesteld worden en, om zeker te zijn dat de oppervlakte der buitenhuid regelmatig in alle richtingen dit oog bedekke, zal men eenige gedeeltelijke senten a, b, c (Fig. 78) ontwikkelen, welke door het midden en door de uiteinden van dit van richting veranderende gedeelte der spanten geslagen worden. Niettemin zullen de spanten eerst doorgetrokken worden (Fig. 77 puntlijnen) om hunne regeling te vergemakkelijken.
Als stelregel mag men aannemen dat de verschillige gedeeltelijke bochten d, c, f, ..., van straal zullen vergrooten, naarmate men het grootspant nadert. Voor tweeschroevers moet men insgelijks, op den uitslag, de vormen der buitenhuid en der spanten vaststellen daar waar zij de schroefaskokers bedekken of voor deze af wijken. Auteur J. De BorgerUit bron De Borger, J. (1901). Uitslaan van ijzeren of stalen sche... (pagina 108)Download de volledige versie Dit werk is gelicentieerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk 4.0 Licentie
Klik hier om terug te keren naar miniatuurweergave
Site ontwikkeld en gehost door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) Met steun van de provincie West-Vlaanderen