De Borger (1901, fig. 26)
De Borger (1901, fig. 26)
Beschrijving Schuinsche senten. Als een punt het snijpunt is eener waterlijn en van een spant zal het nieuw punt der sent hetzelfde zijn dan hetgeen schuinsch op het spant is genomen. Ziehier hoe men handelt voor de snijpunten der schuinsche sent met de langscheepsche doorsneden : Zijn a, b en c de langscheepsche doorsneden op de vertikale oprichting ; a’, b’ en c’ die der horizontale projektie, en a”, b” en c” die der langscheepsche oprichting. Zijn ook x, y, z de snijpunten der sent met de langscheepsche doorsneden in het dwarsscheepsch plan en v de middellijn. Men teekent op eene zijde der lat de afstanden vx, vy en vz, op de andere, de hoogten ux, uy en uz. Men zoekt op de langscheepsche oprichting en op de doorsnede a” de hoogte van het punt x tot de hazislijn u (x’). Op eenen afstand x’ L, evenwijdig aan de loodlijn en de ordonnaten, zet men op den horizontalen uitslag, van uit de middellijn, den afstand vx van het vertikaal plan, en men bekomt het punt x”. Op dezelfde wijze handelende voor de andere opgenomen afstanden (vy en vz), bekomt men de hoogten y’ en z’ op de langscheepsche oprichting ; en de openingen y” en z”, volgens punten y’ en z’ evenwijdig aan de loodlijn of ordonnaten op den horizontalen uitslag van uit de middellijn afgezet, geven ons nogmaals eene tweede reeks punten voor de sent. Men vereenigt alle aldus bekomen punten en men bekomt de ontwikkeling der sent in het horizontaal plan. Dezelfde bewerkingen volgt men voor de andere senten. Auteur J. De Borger Uit bron De Borger, J. (1901). Uitslaan van ijzeren of stalen sche... (pagina 49) Creative Commons License Dit werk is gelicentieerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk 4.0 Licentie