De Borger (1901, fig. 29)
De Borger (1901, fig. 29)
Beschrijving De looze vloer. De looze vloer wordt op voorhand gereed gemaakt en vereenigd op den mallenzolder volgens voldoende afmetingen, ten einde er, op natuurlijke grootte, het voorste gedeelte - voor groote schepen - ofwel het vóór- en achterschip, voor kleine vaartuigen, dwarsscheeps te kunnen op uitslaan. In het eerste geval zal men dus twee looze vloeren - éénen voor het vóórschip, en éénen voor het achterschip - noodig hebben, waarvan de eerste rechts der middellijn, de tweede links, zal gemaakt worden. Zulke vloeren worden in greenen planken, met messing en groeve, op dwarsstukken, kloek vergaderd. De dikte der planken verschilt van 3/4” tot 1 1/2 duim volgens de afmetingen. De dwarsstukken, geplaatst op eenen afstand van 1m00, meten van 80 x 40 millimeters tot 120 x 40 millimeters. De buitenste planken worden op de dwarsstukken gevezen even als, van 2 tot 2 meters omtrent, de uiteinden der tusschenplanken. Verders kan men, voor groote looze vloeren en om het krimpen of uitzetten tijdens koude of hitte zooveel mogelijk tegen te gaan, ijzeren latten vijzen daar waar men zo van nutte denkt. Auteur J. De Borger Uit bron De Borger, J. (1901). Uitslaan van ijzeren of stalen sche... (pagina 54) Creative Commons License Dit werk is gelicentieerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk 4.0 Licentie