De Borger (1901, fig. 47)
De Borger (1901, fig. 47)
Beschrijving Voorsteven. Men teekent elke aldus berekende doorsnede bij haar overeenstemmend spant en ziet of de eerst getrokken binnenkant niet moet gewijzigd worden. Daarna bepaalt men nog eenige doorsneden tusschen het eerste spant en de lastlijn waar de steven rechthoekig wordt. Ziehier hoe men daartoe handelt : na eene genoeg buigzame lat op den omtrek van den steven gevestigd te hebben, teekent men er de merken van spanten en lastlijn op. Men legt de lat volgens eene rechte lijn A B en teekent er de punten a, b, c, d, e, ... op over, op deze punten trekt men rechtstandige lijnen waarop men van de lijn A B de halve breedten overbrengt der doorsneden genomen op de overeenstemmende spanten der mal en, op de lijn a, der lastlijn, de halve dikte des stevens. Men vereenigt deze overgebrachte wijdten door eene regelmatige lijn en teekent tusschen a en b, of tusschen de lastlijn en het eerste spant, zooveel lijnen als men doorsneden tusschen die deelen op de mal wenscht of hoeft te maken om de volledige en juiste afwerking des stevens toe te laten ; men ontwikkelt op den stevenomtrek, van aan de lastlijn, de afstanden aa’, ab’ en men draagt de breedten a’ 1, b’ 2 normaal er op over. Men berekent, volgens die breedte de dikte der vleugels zonder, zooals voor de andere, de oorspronkelijke doorsnede te overtreffen. Wordt de opening tusschen de twee vleugels te gering, dan laat men den steven vol en maakt men de ontwikkeling wat kleiner om het verschil te vergoeden. Auteur J. De Borger Uit bron De Borger, J. (1901). Uitslaan van ijzeren of stalen sche... (pagina 76) Creative Commons License Dit werk is gelicentieerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk 4.0 Licentie