De Borger (1901, fig. 51)
De Borger (1901, fig. 51)
Beschrijving Leuning, dek en tusschendek. Men recht de lat, om de horizontale projektie te maken, hetzij met het laatste punt (midden) op de grootspantlijn te houden, ofwel, om een weinig plaats te winnen, met het middenpunt - begrepen tusschen het eerste en het grootspant - op hetzelfde spant van den uitslag te houden en men merkt opnieuw de punten der lat op den vloer. Men bekomt alszoo de onderling ontwikkelde afstanden 0’, 1’, 2’, 3’... der spanten, waarop men rechtstandige lijnen aan de bazis trekt – dus evenwijdig aan de andere spantlijnen – en men draagt op deze nieuwe lijnen de wijdten van leuning, dek of tusschendek, rechtstandig aan de middellijn, op den vertikalen spantenuitslag opgenomen. Door die ontwikkeling zal het deel, dat volgens de mal moet afgewerkt worden, bij zijne naar voor oploopende richting, de afstanden der spanten op hunne natuurlijke maat weerbrengen en den noodigen vorm, langsscheeps als dwarsscheeps, huwen. Men vereenigt de bekomene punten door eene doorgaande lijn A. B. Het is volgens deze ontwikkeling dat men de mal maakt, uit verschillige tegen elkander te plaatsen en te verbinden planken. Auteur J. De Borger Uit bron De Borger, J. (1901). Uitslaan van ijzeren of stalen sche... (pagina 80) Creative Commons License Dit werk is gelicentieerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk 4.0 Licentie