Historiek van de Belgische oesterkweek

From Coastal Wiki
Jump to: navigation, search

Geschiedenis van de Belgische oesterkweek















Inleiding



Grafiek.png

In 1765 gaven de gebroeders Jan en Pieter De Loose met de oprichting van hun oesterpark “Clays & Cie” in Oostende het startschot voor de oesterkweek aan onze kust. In de loop van de eeuwen die daarop volgden, besloten tientallen andere ondernemers dit voorbeeld te volgen en zich te wijden aan de activiteit van het ‘vetten’ van de weekdieren in onze brakke kustwateren. Vooral in de periode van de belle epoque, aan het einde van de 19e eeuw, scheerde deze industrietak hoge toppen en waren de Belgische oesters gegeerde producten in heel Europa. De twee wereldoorlogen en de toenemende vervuiling van het zeewater maakten echter een einde aan deze glorietijd en zorgden er uiteindelijk voor dat de binnenlandse oesterkweek vandaag de dag zo goed als verdwenen is. Op deze pagina’s wordt teruggeblikt op de historiek van deze eens zo winstgevende activiteit. Maak kennis met de verhalen van alle oesterparken die onze kust ooit rijk geweest is en ontdek een vrij onbekend stukje Belgische geschiedenis.


Voor een uitgebreide achtergrond van dit oesterverhaal, kunnen volgende artikels geraadpleegd worden:


Kaart van de Belgische oesterkwekerijen



Loading map...

Exacte locatie.png = Exacte locatie

Locatie bij benadering.png = Locatie bij benadering

Onbekende locatie.png = Locatie niet bekend


Oostende


Inleiding

Nog voor er sprake was van een binnenlandse oesterproductie, kenden de schelpdieren - afkomstig uit Frankrijk, Zeeland en Engeland - tijdens de 18e eeuw al grote afname in de Zuidelijke Nederlanden. De Gentse handelaars Jan en Pieter De Loose zagen dan ook snel het potentieel van een inheemse teelt in en begonnen in 1765 met de aanleg van de allereerste Vlaamse oesterkwekerij in de Sint-Catharinapolder bij Oostende. De Oostendse oesterkweek kende een veelbelovende start tijdens de periode van de Oostenrijkse Nederlanden, maar kwijnde helaas weg onder de Franse en Nederlandse overheersers. Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 begon de oesterindustrie echter opnieuw op te bloeien, mede onder invloed van het toenemende toerisme aan de Belgische kust. Tijdens de belle epoque beleefde de oesterteelt haar absolute hoogtepunt. Tussen 1860 en 1914 waren in Oostende alleen al een twintigtal oesterfirma’s actief. De goede bereikbaarheid van de stad via trein en haar status als ‘koningin der badsteden’ waren essentieel voor de hoge vlucht die deze nijverheid hier nam. De Groote Oorlog van 1914-1918 maakte echter een einde aan de voorspoedige jaren en reduceerde het aantal oesterkwekerijen langs de Belgische kust drastisch. De Tweede Wereldoorlog en de toenemende watervervuiling brachten de industrie uiteindelijk de genadeslag toe. In Oostende bleef de familie "Halewyck" - die trouwens al actief was in de oesternijverheid sinds in 1856 de firma "Royon-Bettger & Cie" opgericht werd – tot 1973 volhouden, maar daarna deden ook zij de boeken toe. In 1996 waagde het "Aquacultuurcentrum De Oesterput" echter een nieuwe poging tot oesterkweek in de Oostendse Spuikom. Vandaag is dit nog slechts de enige oesterkwekerij langs de Belgische kust. Ook bijna alle sporen van deze eens zo bloeiende oesterkweek zijn verdwenen uit het Oostendse straatbeeld, al valt in de Langestraat 93 nog steeds het gebouw te bewonderen van het oesterpark "L. Janssens en Ch. Mestdagh".

Bronnen:

Desmedt, H. (1951). De oesterbanken van Oostende: een voorbeeld van economische interventie-politiek in de XVIIIe eeuw Rev. Belge Philol. Hist. 29 (2-3): 496-512.

Halewyck, R.; Hostyn, N. (1978). Oostends oesterboek: historiek van de Oostendse oesterteelt vanaf de 18e eeuw tot op heden. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 68, 34 pl. pp.

Puystjens, J. (2001). Klaar voor een nieuwe start van de oesterkweek in de Oostendse Spuikom? Samenvattend verslag 5b project "Aquacultuuronderzoek en ontwikkeling Regio Middenkust". Pronad Oostende: Oostende. 16 pp.

Mees, J.; Seys, J.; Haspeslagh, J. (Ed.)(2002). De Oostendse Spuikom: historiek, onderzoek en perspectieven. Relaas Spuikom Studiedag 8 december 2000 Duin en Zee (Oostende). VLIZ Special Publication, 8. Vlaams Instituut voor de Zee: Oostende. 44 pp.


Oesterparken

Oesterfirma's opgericht tussen 1765-1860
Oesterfirma's opgericht tussen 1860-WO I
Oesterfirma's opgericht tussen WO I-vandaag


Nieuwpoort


Inleiding

Nadat het monopolie van de Oostendse kwekerij "Clays & Cie" op de oesterkweek aan onze kust in 1780 ten einde liep, besloten verschillende andere ondernemers om zich ook toe te leggen op deze industrie. Nog in 1780 werden twee nieuwe oesterparken gebouwd in het Oostendse ommeland, maar rond circa 1787 verscheen ook een eerste oesterput buiten Oostende, in Nieuwpoort. Op 17 september 1787 verkreeg de Brusselse handelaar Joannes Petrus Van Schoor immers een vorstelijk octrooi voor de aanleg van een oester- en kreeftenbank op een deel schorreland dicht bij de haven van Nieuwpoort, ten noorden van het fort de Vierboet. Vermoedelijk heeft deze kwekerij daar niet al te lang gelegen en pas een kleine eeuw later, in 1864, kreeg Nieuwpoort met de firma "Deswarte" uiteindelijk een opvolger. De bloei van het kusttoerisme in Nieuwpoort tijdens de belle epoque leidde in de jaren 1890 nog tot de oprichting van twee bijkomende parken van de "N.V. Les Produits Maritimes" en "N.V. Huîtrières Saint-Georges". In dezelfde periode moet trouwens ook een oude Hollandse boot rondgedobberd hebben voor de kust van Nieuwpoort, waarop Antoon ‘Toone’ Willaert zich aan de oester- en kreeftenkweek wijdde. De dieren verbleven in de beun van het schip, een tegen de romp aansluitende ruimte die door middel van kleine openingen in verbinding stond met het water buiten de boot. Bij hoogtij werden de oesters en kreeften vervolgens overspoeld met het zeewater. Na WO I bleef van deze 19e-eeuwse kwekerijen niets meer over, maar in de loop van de jaren 1920 doken twee nieuwe oesterfirma’s op in Nieuwpoort: het tweede park van de "N.V. Les Produits Maritimes", gelegen aan de linker IJzeroever, en het oesterpark van de "N.V. Huîtrières et Viviers de Lombardsyde", te vinden aan de rechterkant van de havengeul. Het eerstgenoemde park overleefde zelfs de Tweede Wereldoorlog en werd tot rond 1974 uitgebaat door de firma "Halewyck & Cie". Twee jaar later ging ook deze laatste Nieuwpoortse oesterput tegen de grond om plaats te maken voor een appartementencomplex. In de tuin van dit gebouw herinnerden het brugje en een vijvertje tot voor kort nog steeds aan de laatste Nieuwpoortse oesterputten, maar ook deze overblijfselen zijn ondertussen verdwenen.

Bronnen:

Beun, J., (1988). Oester- en kreeftenkwekerijen te Nieuwpoort Bachten de Kupe 30(2): 45-51.

Rijksarchief Brugge, Collectie Aanwinsten, nr. 1536: stuk betreffende verkoop van een oesterput te Nieuwpoort, 1788.


Oesterparken

Oesterfirma opgericht in 18e eeuw
Oesterfirma's opgericht in 19e eeuw
Oesterfirma's opgericht in 20e eeuw


Blankenberge


Inleiding

In Blankenberge was het wachten tot de hoogdagen van de belle epoque vooraleer de eerste oesterkwekerij daar in 1888 haar deuren opende. Toch waren voorheen al stappen ondernomen om ook deze badstad te voorzien van een eigen oesterbedrijf. In 1844 overwoog de Blankenbergse reder en schepen Louis De Rycker bijvoorbeeld om een eigen oesterpark op te starten. Waar het complex net zou aangelegd worden is niet duidelijk, maar het ging om een bedijkt perceel dicht bij de kust. De Rycker dacht eraan een vennootschap op te richten waarvan hij gerant én belangrijkste aandeelhouder zou worden. Op 8 september 1845 liet de burgemeester van Blankenberge echter weten dat De Rycker zijn plannen alweer had laten varen. Het zou kunnen dat de crisis van de jaren 1845-1850 hiervoor verantwoordelijk was. Rond 1866 moet ook Edouard Mamet-Van Heerswynghels, directeur van een spinnerij in Brugge, aanstalten gemaakt hebben tot het oprichten van een oesterpark in Blankenberge. Daarvoor liet hij zijn oog vallen op een uitgestrekt terrein palend aan het kanaal van de schuilhaven. Ook ditmaal bleef de effectieve realisatie van deze plannen echter uit. Als populaire badstad kon Blankenberge evenwel niet achterblijven in het aanbieden van verse zeevruchten aan de vakantiegangers die hier hun zomer doorbrachten. Deze toeristen konden voor hun portie oesters dan ook terecht in de talloze vishandels die Blankenberge rijk was. In de Kerkstraat zorgde Eugène De Smet bijvoorbeeld voor de levering van oesters, kreeften en verse zalm, terwijl G.H. Fischer Zeeuwse en Oostendse oesters aan de man bracht in de Visserstraat. Vanaf 1888 konden deze verkopers uiteindelijk ook Blankenbergse weekdieren aanbieden. Wie dit eerste Blankenbergse oesterpark net oprichtte is niet duidelijk, maar vanaf 1891 werd het uitgebaat door de familie Devriendt, die later ook de tweede Blankenbergse oesterput opende. Vandaag is deze familie nog steeds in dezelfde industrie werkzaam is, al hebben ze de oesterkweek en de groothandel in vis wel opgegeven. Het restaurant 'De Oesterput', bekend om zijn oesters, mosselen en kreeften, is echter nog steeds een begrip in Blankenberge en omstreken.

Bronnen:

Boterberge, R. (2010). Geschiedenis van het Blankenbergse visserijbedrijf. Stadsbestuur Blankenberge: Blankenberge. ISBN 9789081515801. 397 pp.

Van Beneden, P.-J.; Van Iseghem, J. (1866). Rapport sur les parcs aux huîtres, à Ostende, in: (1866). Rapport de la Commission chargée de faire une enquête sur la situation de la pêche maritime en Belgique. pp. 61-64.


Oesterparken

Zeebrugge


Inleiding

In de loop van de jaren 1930 werden ook twee oester- en kreeftenparken opgericht in Zeebrugge. Aangezien de oesterindustrie in deze periode al op zijn retour was, lag de nadruk in deze nieuwe uitbatingen echter vooral op de teelt van kreeften. De ene kwekerij, van de firma "Zeebrugse Kreeften- en Oesterparken", verscheen in 1936 in het straatbeeld en was in handen van de Antwerpse ondernemer John Borstlap. Ook de Oostendse onderneming "Halewyck & Cie" kreeg voor 1940 voet aan grond in Zeebrugge. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd van deze beide parken echter geen spoor meer terug gevonden.

Bronnen:

De Zeewacht, 14 maart 1936.

Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nr. 174/1936.

Archief Raoul Halewyck: Proces-verbaal met raming van de oorlogsschade aan de installaties van de oesterput in Zeebrugge.

Interview Georges Halewyck, 16 maart 2012.


Oesterparken


Tijdslijn


Neem een duik in het verleden van de Belgische oesterkweek

Tijdens de belle epoque aan het einde van de 19e eeuw kenden de talrijke oesterparken aan de Vlaamse kust een enorm succes en waren de Belgische oesters of ‘Ostendaises’ vaste kost op de feestmalen van de Europese elite. Honderd jaar eerder was de binnenlandse oesterkweek echter nog de zaak van één enkele firma en vandaag de dag lijken de gloriedagen van de Belgische oesters slechts een vage herinnering. Benieuwd naar de details van dit verhaal? Kijk dan zeker eens in de tijdslijn, waar de geschiedenis van de Belgische oesterkweek je op een plateau aangeboden wordt!