Een historische wandeling door de Jacobsenstraat

Confrontatie tussen een Spaans en een Staats oorlogsschip
National Gallery of Art, Washington DC

De Jacobsenstraat in Oostende – het nieuwe adres van VLIZ op de InnovOcean Campus – loopt van de Hendrik Baelskaai naar de kustbaan N34 in noordoostelijke richting. Noordoost: precies de koers die Jan Jacobsen koos toen hij in de nacht van 2 op 3 oktober 1622 de haven van Oostende uitvoer. De kapitein botste toen op een groep Nederlandse oorlogsschepen, raakte slaags en blies na dertien uur – mastloos, stuurloos – zijn schip en bemanning op in plaats van zich over te geven. Tot zover de spectaculaire gebeurtenissen die Jacobsens naam in de geschiedenisboeken en op een straatbord hebben gegrift. Maar op welke golven van de geschiedenis voer Jacobsen? Waarom koos hij precies die oktobernacht in 1622 het ruime sop? Waarom precies die windrichting? En waarom beschoten de Nederlandse schepen hem in plaats van hem hoffelijk te begroeten?

– STAN PANNIER & FONS VERHEYDE


C. Eykens, Jan Jacobsen, capitaine de vaisseau de l'Armée navale de Flandre, 18de eeuw. In de achtergrond links beeldt Eykens het Jacobsen-incident af.
Universal Images Group

Jan Jacobsen, capitaine de vaisseau de l'Armée navale de Flandre, afgebeeld door C. Eykens (18de eeuw). In de achtergrond links beeldt Eykens het Jacobsen-incident af.

Oorlog in de Nederlanden

Laten we beginnen bij het laatste. In 1622 was het oorlog in de Nederlanden. Het Noorden had zich een halve eeuw eerder met een plechtig Placcaet van Verlatinghe afgescheurd van de zuidelijke provinciën, die onder de Spaanse kroon bleven. Voortaan gingen de gebieden die nu Nederland vormen door het leven als de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, kortweg de Republiek. Madrid legde zich natuurlijk niet zomaar neer bij die eenzijdige echtscheidingsverklaring. En dus: oorlog.

Het is niet gemakkelijk om je iets voor te stellen bij de conflicten van de vroegmoderne tijd, laat staan er iets bij te voelen. Ze zijn 400 jaar van ons verwijderd. We staken ze veilig weg in een tijdperk dat een andere naam draagt dan het onze. En in plaats van foto's, moeten we het doen met prenten van prinsen te paard die onder een mysterieus perspectief cartoonesk ontploffende kanonnen overschouwen. 

Maar vroegmoderne oorlogen waren natuurlijk net zo echt als elke andere oorlog, met echte rook, echt geschreeuw en echte weduwen. Je hoeft niet lang te zoeken in het archief van pakweg het Sint-Janshospitaal in Brugge om lijsten van gewonde soldaten terug te vinden, velen met een kruisje van jongere datum naast hun naam. Of opnames van dulle en sympele soldaten, mensen wiens geestelijke veerkracht finaal gebroken werd door de ellende, het lawaai, de doodsangst. Shellshock is geen uitvinding van de Eerste Wereldoorlog.

In 1622 duurde het bloedvergieten tussen noord en zuid al 54 jaar. Of één jaar, het hangt ervan af hoe je het bekijkt. Tussen 1609 en 1621 hadden Spanje en de Republiek immers een pauze ingelast. Vrede! Generaties waren opgegroeid zonder de betekenis van het woord te kennen. Landvoogden Albrecht en Isabella vulden het begrip in met rust, een prachtige citadel in Scherpenheuvel en processies, veel processies, waarop ze zelf graag acte de présence gaven. Maar bij de afloop van het Twaalfjarig Bestand bleek de vechtlust nog niet gestild, en begon deel twee van wat de Tachtigjarige Oorlog zou gaan heten.
 


Overzichtskaart met de zuidelijke (Spaanse) en noordelijke (Verenigde) Nederlanden, ca 1700.
The Public Schools Historical Atlas

Overzichtskaart van de zuidelijke (Spaanse) Nederlanden en de noordelijke (Verenigde) Nederlanden, ca 1700.

Ogen op de Oostzee

Een leger op de been brengen in de vroegmoderne tijd had heel wat voeten in de aarde. Allereerst was er de rekrutering van jongemannen, vervolgens hun transport naar het slagveld en eens ze daar waren, moesten ze op gezette tijden gevoed, verzorgd en betaald worden. Kortom, een karwei, en een karwei dat almaar zwaarder woog naarmate de bodem van de Spaanse schatkist in zicht kwam. En zelfs áls de logistiek op zijn plaats viel en er effectief oorlog kon worden gevoerd, was succes niet verzekerd. Vaak verzandde een offensief in een beleg dat vele maanden of zelfs jaren kon duren. Mettertijd groeide het besef in Spanje dat men de vijand niet kon verslaan op het land: de noordelijke provinciën waren simpelweg te goed verdedigd. Na het Twaalfjarig Bestand besloot Madrid het over een andere boeg te gooien. De zee: daar lagen kansen!

Tijdens de late middeleeuwen hadden de steden van wat nu Nederland is hun activiteiten op zee stevig opgeschroefd. De haringvisserij is een goed voorbeeld, maar vooral de handel met de Baltische Zee kende een enorme groei. Lang was de Oostzee een privé-zee geweest van de Duitse Hanze, een los verbond van steden die samenwerkten om hun economische belangen te behartigen. Door hun modernere handelstechnieken waren het echter in toenemende mate Nederlandse handelaars die de typische noordse goederen naar West-Europa verscheepten: hout, graan, pek en ijzer. Nee, het waren geen tot de verbeelding sprekende producten die barstten van zinnelijk genot zoals de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) die aanvoerde uit Azië. De Baltische handel was een handel in grijstinten, maar wel één die cruciaal was voor de scheepsbouw en de voedselvoorziening. En dus verdiende de Republiek er fortuinen mee. De moedernegotie, zo noemden sommigen ze in het noorden, de handel waar alles van af hing.

De vaart op het Balticum bereikte haar absolute hoogtepunt tijdens het Twaalfjarig Bestand. Van alle schepen die tijdens de vredesjaren door de Sont – de nauwe zeestraat tussen Denemarken en Zweden – voeren, had 70% Nederlandse kleuren in de mast. Het leverde de Republiek niet alleen rijkdom op, de Oostzeehandel was net als de haringvisserij de sector bij uitstek waar matrozen de stiel leerden. Matrozen die, als het politieke klimaat omsloeg, ingezet konden worden op oorlogsschepen. Wat het allemaal nog erger maakte voor Spanje was dat het land na de uitputting van haar eigen bossen steeds meer hout nodig had uit Scandinavië. En wie was er alomtegenwoordig op de noordelijke handelsroutes? Juist... Voor een cruciaal product afhankelijk zijn van je tegenstander: behoorlijk ongemakkelijk. Toen ook al.

Schokgolf door Europa

Hoog tijd om die Hollandse hegemonie te breken, dacht het opperbevel in Madrid na het Twaalfjarig Bestand. Voortaan zou Spanje de Republiek op de Noordzee het vuur aan de schenen leggen. Door jacht te maken op veelal weerloze vissers en koopvaardijschepen zou het met een relatief kleine investering grote economische schade kunnen toebrengen aan de vijand. De havens van de Zuidelijke Nederlanden leken de geknipte uitvalsbasis voor die kaapvaart. Duinkerke, allereerst, maar ook Oostende, dat in 1604 na drie vreselijke jaren van beleg opnieuw onder de Spaanse kroon kwam. In beide havens werd een vloot in elkaar getimmerd en zeelieden geronseld om de Noordzee mee onveilig te maken. Enter Jan Jacobsen, een 33-jarige zeeman die in oktober 1622 trots zijn eerste kapiteinschap in ontvangst nam.

In de nacht van 2 op 3 oktober 1622 glipte Jacobsen met drie schepen Oostende uit om een konvooi terugkerende Oostzeevaarders te onderscheppen. Glippen, want al tijdens het Twaalfjarig Bestand hadden de Nederlanders lucht gekregen van de bedrijvigheid in de Oostendse scheepswerven. Toen het Bestand afliep, trok de Republiek onmiddellijk een blokkade op voor de haven. Die bleek waterdicht. Jacobsen werd gespot, en maar liefst negen schepen gingen achter hem aan. Hoewel hij zijn aanvallers lange tijd wist af te houden, bleek de overmacht te sterk. Na dertien uur strijd vroeg de Hollandse bevelhebber aan Jacobsen om zich over te geven. De kapitein weigerde. Hij stak een lont aan, wierp die in het kruitvat en blies zichzelf, zijn bemanning én twee vijandelijke schepen op.

Jacobsens daad joeg een schokgolf door Europa. De drenkelingen rond het wrak werden opgevist en meegenomen naar Rotterdam en Enkhuizen. Niet om hen als krijgsgevangenen op te sluiten, nee, om hen op te hangen als piraten. Een week later bereikte dat nieuws Duinkerke, en gauw gonsde ook daar het woord ‘wraak’ door de straten. Tientallen willekeurige Hollandse zeelieden werden uit de kerkers gesleept en omgebracht.
 


“Marguerita Boudens viuda mujer que fue de Victor de Vincq Piloto muerto en la mar” (“Marguerita Boudens, weduwe van Victor de Vincq, stuurman, gestorven op zee”), ca. 1600.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Admiraliteit, nr. 79

“Marguerita Boudens viuda mujer que fue de Victor de Vincq Piloto muerto en la mar” (“Marguerita Boudens, weduwe van Victor de Vincq, stuurman, gestorven op zee”), ca. 1600. 

Maar zij die het leven lieten op zee waren niet de enige slachtoffers. Er waren ook nabestaanden. In het archief van de admiraliteit in Brussel bevindt zich een lijst met uitbetaalde vergoedingen. Het zeldzame document stamt uit het eind van de zestiende eeuw, maar ook na het Jacobsen-incident en de talloze vroegere en latere schermutselingen op zee moeten dergelijke lijsten opgesteld zijn. “Marguerita Boudens”, staat er te lezen in het Spaans, “weduwe van Victor de Vincq, stuurman, gestorven op zee”. Of: “Cornelia Schoonove, dochter van Jan Schoonove, bootsman”. “Maeyken Weiten, zus van Andries Weiten, scheepsjongen”. Het is een droge, paginalange opsomming, maar het geeft een idee welke gaten het geweld op zee sloeg in de gemeenschappen langs de kust.

Kapiteyn Jacobus

Het slachtoffer waar men in de nasleep van het incident het meest in geïnteresseerd was, was echter Jacobsen zelf. Ter meerdere eer en glorie van de kapitein werd al snel een heus strijdlied gecomponeerd. “’t Oostende zag men uytvaeren / October den derden dag / duyzend zes honderd jaeren / twintig twee men daer zag / Kapityn Jan Jacobs moedig / zyn schip wel gemonteert / kruyd, loot schoot overvloedig / zyn volk is weird geëerd”, luiden de openingscoupletten van Kapiteyn Jacobus.

Kranten als de Antwerpse Nieuwe Tijdinghen bezongen eveneens Jacobsens daad en speculeerden over zijn motieven. Jacobsen, zo klonk het stellig op de pagina’s van het weekblad, had niet willen onderdoen voor zijn gevierde vader, admiraal Michiel Jacobsen. Maar er zijn nog andere verklaringen. Mogelijk wilde de kapitein verhinderen dat zijn schepen in handen vielen van de vijand. Of dacht hij dat zijn tegenstanders wraak zouden willen nemen voor eerdere Spaanse aanvallen op de Nederlandse vloot – en hem hoe dan ook zouden doden.
 


Voorpagina van de Nieuwe Tydinghen van 22 oktober 1622: “Verhael hoe de Schepen van Duynkercken teghen de Hollandsche Oorlochschepen hebben ghevochten ende t’vier int Cruyt ghesteken”. 
Universiteit Gent

Voorpagina van de Nieuwe Tydinghen van 22 oktober 1622: “Verhael hoe de Schepen van Duynkercken teghen de Hollandsche Oorlochschepen hebben ghevochten ende t’vier int Cruyt ghesteken”

Wat er ook van zij: de kapitein zelf mocht dan amper 33 jaar geworden zijn, zijn legende was een lang leven beschoren. De negentiende-eeuwse romantiek vond in Jacobsen alles wat de kunststroming begeerde: tragiek, heroïek en geschiedenis. De Belgische kunstenaar Ernest Slingeneyer beeldde de gebeurtenissen van oktober 1622 af op een monumentaal doek (het werk meet 6 bij 4,5 meter) en sleepte er op het salon van 1845 de eerste prijs mee in de wacht. Niemand minder dan koning Leopold I kocht het schilderij ter verfraaiing van het paleis van Laken.


Ernest Slingeneyer, La Mort de Jacobsen, 1845.
Koninklijk Paleis, Brussel

La Mort de Jacobsen door Ernest Slingeneyer (1845)

Jacobsen paste ook helemaal in het kraam van de historici van de negentiende eeuw, die de geschiedenis gedreven zagen door grote, heldhaftige figuren. Vandaag zijn historici eerder geïnteresseerd in de ‘gewone’ mensen uit het verleden, die vaker dan niet anoniem bleven of wiens namen toevallig tot ons kwamen. In zeemansvrouwen zoals Marguerita Boudens, of scheepsjongens zoals Andries Weiten. Onze huidige straatnamen ademen vaak die eertijdse geschiedschrijving: een focus op grote figuren, en heel vaak mannen. Denk bijvoorbeeld aan de ‘Meer vrouw op straat’-actie, waarmee radio- en tv-maakster Sofie Lemaire recent probeerde om meer straten te laten vernoemen naar vrouwen.

Op dezelfde manier anonieme historische figuren in herinnering brengen met een straatnaam is niet zo evident. Maar wie binnenkort door de Jacobsenstraat wandelt, koers noordoost, kan wel zelf de gedachteoefening maken. Laat de straat niet louter een aandenken zijn aan een dappere kapitein, maar ook een herinnering aan de minstens even dappere en onbekende zeelieden die gewild of ongewild de dood vonden in het Jacobsen-incident, of achteraf stierven in de spiraal van geweld. Een herinnering aan het doorzettingsvermogen van de zeemansvrouwen en families aan land, die verder moesten zonder echtgenoot, vader of kind. En een tijdloze herinnering aan de gruwel die oorlog heet.

Lees meer

  • The Armada of Flanders. Stradling (1992) | VLIZ-bib

Suggesties

Heb je zelf ideeën, interessante weetjes ...

Stuur ons je suggestie

Artikel delen

Lijkt dit artikel iets voor uw vrienden of collega’s? Deel het met hen!