Schipperend – soms letterlijk – tussen geloof en wetenschap, is Abbé Mann misschien wel een van de meest miskende en vergeten ‘Vlaamse’ Da Vinci’s uit zijn tijd. Thuis in alle domeinen van het onderzoek, en noodgedwongen zijn leven lang reizend, dwong Théodore-Augustin Mann – zoals zijn volle naam klonk – een dikke tweehonderd jaar terug respect af tot in de hoogste kringen. En wat meer is, daarbij speelt ons land en onze kust een niet onaanzienlijke rol!
– JAN SEYS
Maar laat ons beginnen bij het begin. Théodore-Augustin Mann (°1735), zoals hij formeel heette, ziet het levenslicht in het Engelse York. Zijn vader, beheerder van bruggen en waterwegen, merkt al snel een grote precisie op bij zijn zoon en een sterke interesse in wiskunde en natuurwetenschappen, maar oordeelt dat hij zo zijn kost onvoldoende kan verdienen. Hij ziet voor zoonlief een carrière in de rechten of de handel, en stuurt hem naar Londen. Maar dat is buiten Théodore gerekend, die de materie maar niks vindt, geen gehoor krijgt thuis en het radicale besluit neemt te emigreren naar Parijs. Iets wat zijn vader hem nooit vergeeft en het contact blijvend verbreekt.
Altijd onderweg …
Het zou het begin vormen van een gedwongen, levenslange zoektocht. Als in 1756 de zeven jaar durende Engels-Franse oorlog uitbreekt en hij als Engelsman ook uit Frankrijk moet wegvluchten, ruilt hij Parijs in voor Spanje. Naar huis terug kan immers niet vanwege de onverzettelijkheid van zijn vader. Aangekomen in Spanje belandt hij eerst bij de genietroepen. Onder het gemis van boeken en studie vraagt en krijgt hij vervolgens toelating om lessen te volgen aan de Militaire Academie in Barcelona. Maar ook dit avontuur is van korte duur en in 1758, bewust dat hij een leven wil dat nog meer aanzet tot studie, trekt hij via Frankrijk naar ons land.
In het kleine Engelse kartuizerklooster ‘Sheen Anglorum’ in Nieuwpoort vindt hij een echte thuis. Nieuwpoort is niet willekeurig gekozen. Hij komt er terecht bij verbannen landgenoten. Deze verbanning uit Engeland vond plaats halfweg de 16de eeuw onder impuls van Henry de 8ste. Die kon het niet verkroppen dat de paus hem niet toeliet te scheiden van Catharina van Aragon, en stichtte de Anglicaanse Kerk. Bij deze breuk tussen de rooms-katholieken en de gereformeerden, hief hij alle 900 Engelse kloosters op.
Mann verkrijgt er in 1760 het priesterschap en in 1764 vertrouwt men hem als abt de volle verantwoordelijkheid toe over het klooster. Dit laatste zou hem zijn roepnaam ‘Abbé Mann’ opleveren. Hij heeft er een gevarieerd takenpakket en regelmatig trekt hij op reis te paard. Daarnaast vormen de beslotenheid en rust van het klooster een ideale studieomgeving. Mann omschrijft zijn tijd in Nieuwpoort als “de gelukkigste periode van mijn leven”. Naast zijn monastieke taken wijdt hij zich 12-14 uur per dag aan zijn studie. Uit deze periode dateren zijn notities over theologie en mystiek, maar ook over geschiedenis, fysica en astronomie.
In 1777 verlaat hij na dertien jaar het klooster en verhuist naar Brussel, op verzoek van keizer Jozef II. Zijn aanstelling aan het keizerlijk hof verzekert hem – ook na de opheffing van alle kartuizerkloosters in 1783 door Jozef II – van huisvesting, een loon en niet-aflatende opdrachten. Vanaf dat jaar mag hij zich ook kanunnik van de OLV-kerk in Kortrijk noemen, een job als wereldlijk religieus die hij combineert met de taken aan het keizerlijk hof.
Zijn brede kijk, bijzondere veelzijdigheid en onuitputbare kennis, geven hem een hoog aanzien. En ze leveren hem toegang tot diverse genootschappen, zoals de Royal Society of London for the Improvement of Natural Knowledge. In 1774 mag hij toetreden tot de respectabele Académie Royale de Belgique (de zogenaamde ‘Thérésienne’ of voorloper van de huidige Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten KVAB). Een academie enkele jaren eerder gesticht door Maria-Theresia om wetenschap en schone kunsten te stimuleren. Mann werkt er zich op tot secretaris en schatbewaarder.
In de jaren die volgden werd het politiek klimaat ook in de Lage landen zeer onstabiel. In 1789 breekt in Frankrijk de revolutie uit en dat laat zich voelen in onze contreien. In 1794 moet Abbé Mann definitief vluchten. Via stops in Nederland, Duitsland en Oostenrijk vestigt hij zich drie jaar later in Praag, waar hij een antiekzaak opent. Hij blijft er de rest van zijn leven, en sterft op 23 februari 1809 op 74-jarige leeftijd. Zijn zittend bestaan en fanatisme bezorgen hem de laatste vijftig jaar van zijn leven een tanende gezondheid. Jicht is zijn deel, een ongemak dat hij deels weet te onderdrukken door het gebruik van extracten van de giftige kruiden scheerling en monnikskap. Iets waar hij over publiceert vanuit zijn eigen ervaringen.
Gelovig, maar vooral onvermoeibaar vrijdenker en vorser
Was Mann nu in de eerste plaats een religieus of een vorser? Volgens zijn eigen uitspraak moeten we hem toch vooral zien als een vrijdenker: “...J’aime à penser librement moi même et je désire que chacun en fasse autant de son coté...”. [Ik denk graag voor mezelf en ik wil dat iedereen dat ook voor zichzelf doet.]
Ook bij de keuzes in zijn leven komt de drang naar kennis steeds weer op de voorgrond. Al blijft hij wetenschap en geloof levenslang verzoenen. Iets wat in zijn jonge, zoekende jaren nog niet het geval was. Direct na zijn vlucht uit Engeland naar Frankrijk breekt hij nog met zijn protestantse achtergrond en lijkt hij alle godsdiensten te wantrouwen. “...zijn rationeel denken aan het geloof te moeten onderwerpen”, vond hij toen maar niets voor een wetenschapper.
Maar dat zou veranderen en na twee jaar Parijs, bekeert hij zich tot de katholieke kerk om dit tot het eind van zijn leven te blijven. Dat dit af en toe nog tot twijfels zou leiden, is logisch voor het tijdsvenster waarin hij leefde. Zo werkt hij tijdens zijn kloostertijd in Nieuwpoort aan zijn magnum opus Principes métaphysiques des êtres et des connoissances, met als grootste opzet de harmonie aan te tonen tussen de wetenschappen en de (katholieke) godsdienst. Tekenend is dat hij het werk uit angst voor censuur pas in 1807 publiceert.
Multidisciplinair onderzoeker
Qua thematiek mogen we het oeuvre van Abbé Mann met recht multidisciplinair noemen. Als 18de eeuwse homo universalis behandelt hij in zijn schrijfsels zowat alles wat relevant is: onderwerpen binnen de wiskunde, fysica, astronomie, theologie, geografie, geschiedenis, metafysica, vestingbouw en militaire strategie, taalkunde, landbouw, financiën en meteorologie. Hij publiceert minstens 160 scripta, mémoires en gedrukte werken, zowel in het Engels, Spaans, Frans als Latijn. Ook zijn talenkennis was dus niet min.
Niets is hem vreemd, en ook zaken als brandveiligheid, hoe voedsel bewaren, het menselijk stembereik, de ontdekkingsreizen van James Cook, etc. vragen zijn aandacht. Hij schrijft diverse schoolboeken en werken voor het brede publiek, inclusief een kinderencyclopedie en een geografisch woordenboek.
Ook bekend van zijn hand zijn de eerste betrouwbare meteorologische observaties voor de Oostenrijkse Nederlanden. De geordende tabellen en lijsten met systematische metingen doen heel eigentijds aan. Daarmee pioniert Mann in Vlaanderen in het kader van onderzoek van de Société Météorologique Palatine, in 1780 gesticht om meteo-waarnemingen in Europa te coördineren. Dit centrum is gelegen in Mannheim nota bene. What’s in a name?
Het belang van zijn werk voor kust- en zeeonderzoek
Mann bestudeert niet alleen het weer. Ook stromingen en getijden trekken zijn aandacht. In zijn werk Mémorie sur l’ancien état de la Flandre maritime uit 1773 lijst hij extreme tijen op, waargenomen aan onze kust tussen 1720 en 1767. Hij besluit bijna profetisch met de woorden: “… on pourroit espérer de mettre à l’avenir ce riche pays constamment à l’abri des ravages de la mer”. ["... mogen we hopen dat we dit rijke land in de toekomst kunnen beschermen tegen de verwoestingen van de zee".]
Ook haalt hij bijna terloops, in een andere publicatie, de verwoestende tsunami van Lissabon in 1755 aan. Die dag op 1 november verschijnt in Nieuwpoort een enorme vloedgolf waarvan veel mensen zich verwonderd afvragen wat hiervan de oorzaak kan zijn. Mann is op de hoogte van de zware aardbeving en mega-tsunami in Portugal, en legt het verband met de golf bij ons.
In hetzelfde lijstje van interessante zijsprongen, laat Mann zich ook in met de vraag waar Julius Caesar nu juist inscheepte voor zijn aanval op Groot-Brittannië. De kwestie waar deze Portus Itius ligt – ergens tussen Cap Blanc Nez en Boulogne – leeft al sinds de middeleeuwen, maar kent tot op de dag van vandaag geen kristalhelder antwoord.
Twee andere Mémoires tonen aan dat Mann enerzijds luistert naar de lokale vissers, en er anderzijds niet voor terugdeinst om experimenteel zijn hypothesen te toetsen. Om te onderzoeken bij welke temperatuur zeewater bevriest, laat hij voor zijn proeven water halen uit het centrale deel van de Noordzee (om verdunning met zoet rivierwater te vermijden). En bij het testen of olie op de golven gieten ook écht de golfwerking dempt, gaat hij zelf aan de slag door verschillende plantaardige en dierlijke oliën uit te gieten in stilstaande wateren, licht kabbelende rivieren en op volle zee.
Ook zijn werken over de Noordzee en de visserij aan de Vlaamse kust leren ons veel. Hij publiceert onder andere een lange lijst vissen en andere zeeorganismen, en stipt toen reeds de problematiek van overbevissing aan. Naar zijn bevindingen, en die van vissers uit Duinkerke, Nieuwpoort en Oostende, is de visvangst al in 1776 zichtbaar verminderd t.o.v. 1750. Hij vermeldt dat zowel tarbot, griet, schol als kabeljauw merkbaar in aantal afnemen, en ziet hiervoor enkele mogelijke oorzaken. Het gesuggereerde verband van de overbevissing met de tsunami van Lissabon en het tekort aan zeewier/zeegras, komt eerder onwaarschijnlijk over. Niet zo voor zijn stelling dat de inzet van bodemnetten en de te kleine mazen een aanslag vormen op de overleving van jonge vis. Ook heeft hij het niet zo begrepen op de strandvissers, die volgens Mann met hun paarden en netten alles vernietigen, van vis tot garnaal.
In 1781 krijgt hij de opdracht om de stand van de kustwateren te onderzoeken, in functie van het openen van een vissershaven in Blankenberge. Hij moet ook proberen de binnenvaart via Nieuwpoort naar een hoger niveau te tillen. De rapporten, samen met zijn observaties van rivieren en kanalen in Vlaanderen, overhandigt hij aan keizer Jozef II bij diens bezoek aan de Lage Landen, later dat jaar.
Tevens was Théodore Mann misschien wel “de eerste om te signaleren dat onze planeet lijdt onder een wereldwijde en onomkeerbare klimaatopwarming” (Collart, 2022). Hoe hij in zijn Mémoires sur les grandes gelées et leurs effets tot deze conclusie komt, is minder duidelijk. Maar dat hij ook dit thema aanraakt, typeert de veelschrijver die hij is.
In veel van zijn werken bundelt hij ideeën van anderen, al dan niet ondersteund met eigen experimenteel werk, maar steeds een stuk preciezer en wetenschappelijker dan vele van zijn tijdgenoten. Zijn publicaties zijn ordelijk, gekaderd en bevatten veel informatie in de vorm van tabellen. Dat, in combinatie met zijn multiculturele afkomst, veelzijdigheid en gedrevenheid maakt hem tot een hoogst bijzonder figuur.
Lees meer
- VLIZ Wetenschatten: Théodore-Augustin Mann. (2012) | VLIZ-bib
- Overzicht van alle mariene en kustgebonden publicaties van Théodore-Augustin (Abbé) Mann | VLIZ-bib
- Th. A. Mann (1735-1809): een bio-, bibliografische studie. (1984) Colpaert | VLIZ-bib
- Théodore Mann. Savoir et pouvoir, un théoricien du climat à l’Academie de Bruxelles au XVIIIe siècle. (2022) Collart | VLIZ-bib [Recensie]