Informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee

De Grote Rede

Nieuws over kust en zee

#50 november 2019




Edito

Historisch kunnen we dit nummer van De Grote Rede wel noemen. Het is niet alleen het vijftigste nummer van ons huistijdschrift, goed voor bijna 2000 pagina’s gevarieerd en boeiend zeeleesvoer (zie verder in dit nummer). De publicatie ervan valt ook samen met de 20ste verjaardag van het Vlaams Instituut voor de Zee, het VLIZ. Nagenoeg exact twintig jaar geleden namen we met tien enthousiaste personeelsleden onze intrek in de conciërgewoning van de firma Valcke in de Victorialaan op de Oostendse oosteroever. Klaar om de opdracht die ons was toebedeeld door de Vlaamse overheid en de Provincie West-Vlaanderen waar te maken. We gooiden ons met volle inzet, en steeds dienstbaar naar iedereen met fascinatie voor kust en zee, in een zeer gevarieerd takenpakket. We bouwden een breed gamma aan diensten uit (coördinatie, aanspreekpunt, oceanografisch databeheer, zeebibliotheek, wetenschapscommunicatie, onderzoeksinfrastructuur,…) ter ondersteuning van de meer dan duizend zeewetenschappers die ons land rijk is. En we verlegden constant grenzen…

Vandaag is onze feestslogan dan ook niet toevallig ‘VLIZ doorbreekt grenzen’. Twintig jaar later is het VLIZ-personeelsbestand maar liefst vertienvoudigd, bezitten we een hypermodern onderzoeksvaartuig (RV Simon Stevin), drie unieke zeerobots naast heel wat andere hooggespecialiseerde apparatuur en zijn we klaar voor de bouw van een splinternieuw onderkomen. In zowat elk werkveld hebben we steeds de grenzen van vernieuwing opgezocht, af en toe lukte het ons om die grenzen ook te doorbreken. Ons werkveld bestrijkt intussen de wereldzeeën, en ook in de tijd gemeten lijken er nauwelijks beperkingen. De overheid gunde ons een uitbreiding van ons mandaat, zodat we sinds enkele jaren ook zwaar kunnen inzetten op multidisciplinair toponderzoek, gegrond beleidsadvies in relevante dossiers en ondersteuning van de ‘blauwe economie’. Centraal staat steeds om vanuit een professioneel doch warm instituut en op basis van gedegen wetenschappelijke studies mee te bouwen aan een duurzame wereld. Een wereld die de toekomstige generaties alle kansen biedt en waarin de zeeën en oceaan de aandacht krijgen die ze verdienen.

En hiermee is de cirkel rond. Met de nodige rede (Van Dale: “samenhangende uiting van gedachten over een bepaald onderwerp, gericht tot publiek”) willen we met het voor je liggende nummer van De Grote Rede een toegang creëren naar een zo groot mogelijke stroom aan informatie. En zoals De Grote Rede op de zeekaarten – een geul ten noorden van Oostende – een belangrijke aanloop is van en naar onze kust, wil dit infoblad bruggen slaan tussen diverse gebruikers. Tenslotte kan dit blad ook fungeren als een rustige ankerplaats of rede in onze vaak woelige zeewateren. Met deze uitnodigende woorden hoop ik jullie allen te mogen begroeten tijdens een van onze verjaardagactiviteiten!

Kustkiekje

Wat is er op deze foto aangespoeld?

Antwoorden kan op kustkiekjes@vliz.be met als onderwerp 'Grote Rede nr. 50'. Uit alle juiste inzendingen wordt een winnaar geloot, die een boekenprijs wint.

De Grote Rede gekroond

Het is twee keer feest! Twintig jaar terug (om exact te zijn, op 1 oktober 1999) verscheen het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) als nieuwe, jonge vzw op het toneel. Haar mandaat: het zeewetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen en daarbuiten ondersteunen. En met dit 50ste nummer van De Grote Rede viert het gratis VLIZ-tijdschrift haar gouden jubileum. Hoogtijd om terug te blikken.

De geboorte

Het idee voor een gevulgariseerd, vrij beschikbaar tijdschrift over kust en zee ontstond in het voorjaar 2000. Het zou duren tot januari 2001 vooraleer het ‘eerste ei’ gelegd kon worden. De inspiratie haalde het VLIZ bij de Scheldenieuwsbrief van het toenmalige ScheldeInformatieCentrum (SIC). Al snel werd duidelijk dat dit tijdschrift gedragen diende te worden door een uitgebreide redactie van experten uit het brede veld van het zeeonderzoek en –beleid. We kozen voor de naam ‘Grote Rede’, refererend naar een geul voor de kust van Oostende, maar ook naar het wetenschappelijk karakter en de wil om met dit tijdschrift bruggen te bouwen en een rustige ankerplaats te bieden.

De tijd bleef niet stilstaan

Enkele cijfers

Het aantal abonnees is gestaag gegroeid en bereikt vandaag de kaap van de 9000. Daarnaast lezen nog eens minimum 557 personen de digitale versie (www.vliz.be/nl/de-grote-rede). 

Het tijdschrift heeft geen vaste verschijningsdatum maar streeft naar de aanmaak van 2-3 nummers per jaar. In 2006, 2009, 2013 en 2014 bleef de output beperkt tot twee edities, om vanaf 2018 de vaste frequentie te worden. Daar staat tegenover dat in 2013 een belangrijk, meer dan honderd pagina’s tellend themanummer van de drukpersen rolde. Dit ‘Wereldoorlog I en de zee’ nummer verscheen bovendien in vier talen. Andere themanummers hadden als onderwerp ‘Kabeljauw’ (nr 9) en ‘Zeespiegelstijging’ (nr 30).

Gespreid over de twintig jaar zagen niet minder dan 737 bijdragen het levenslicht: 203 hoofdbijdragen (3-7 pagina’s), 296 rubriekartikelen (veelal één pagina) en 238 korte stukjes in ‘In de branding’. Alles samen kreeg de lezer 1908 pagina’s voorgeschoteld!

Deze productiviteit was maar mogelijk dankzij de tomeloze inzet van de voltallige redactie en de vele auteurs die bijdragen leverden. Per nummer van De Grote Rede vindt een redactievergadering plaats. Die plant gemiddeld een jaar vooruit en neemt steevast het welbevinden van het tijdschrift onder de loep. Niet minder dan 83 verschillende redactieleden zetten zich over de jaren heen belangeloos in voor De Grote Rede. In een kwart van de gevallen was een redactielid ook auteur of medeauteur van minstens één stuk. Daarnaast is het een van de taken van een redactielid om bij regelmaat originele bijdragen kritisch te doorlezen en van commentaar te voorzien. Ook het aantal auteurs dat in de loop van de twintig jaar meeschreef aan een bijdrage is bepaald indrukwekkend: niet minder dan 274 verschillende personen tekenden hiervoor. Zowel in de redactie als onder de auteurs, is de genderbalans vrij positief met net geen 40% vrouwen.

Maar misschien nog wel het allermooiste is dat werkelijk alle lagen van de bevolking en elke beroepscategorie De Grote Rede lezen.

Voor ieder wat wils

Gesmaakt door brede lagen van de bevolking

Dank je wel, iedereen!

Tenslotte willen we via deze weg iedereen van harte bedanken die op een of andere wijze behulpzaam is geweest bij de publicatie van 50 nummers ‘zee-info’: de intussen bijna 9.000 enthousiaste lezers, alle redactieleden, de collega’s van de eindredactie, de Vlaamse overheid en het VLIZ die dit heeft mogelijk gemaakt, de cartoonist (Jan-Sebastiaan), de mensen die met hart en ziel instonden voor lay-out (Johan, Marc en Veerle), druk (drukkerij De Windroos, Vandenbroele), en verspreiding (Oesterbank, Lowyck, bpost, de VLIZ-collega’s,…). Ook de vele mensen die we hier niet woordelijk vermelden maar o zo belangrijk geweest zijn bij het creëren van 1908 pagina’s leesplezier. Dank je, allemaal!!

De zee van de toekomst, een reis met de teletijdmachine.

Hoe zal onze Noordzeekust er in pakweg 2050 of 2100 uitzien? Gaan we anders ruimtelijk plannen om ons te wapenen tegen zeespiegelstijging en andere klimaateffecten? Geraken de duinen dichter begroeid of laten we die net meer stuiven? Wat met de energievoorziening en slaat de digitalisering ook hier in volle hevigheid toe? De redactie ging Jules Verne achterna en vroeg het aan vier bevoorrechte getuigen, elk expert en visionair in hun materie. Haak je gordels dus maar vast en ‘back to the future’!

PETER STAELENS, TECHNISCH DIRECTEUR DOTOCEAN

De visvangst zoals we die vandaag kennen lijkt te zullen verdwijnen, simpelweg omdat er niet te concurreren valt met geautomatiseerde open farms.

JEAN-LOUIS HERRIER, PROJECTCOÖRDINATOR LIFE+PROJECT ‘FLANDRE’ ANB

Het is met andere woorden hoog tijd om weer creatief te gaan nadenken hoe deze habitats in een veranderende wereld optimaal kunnen worden behouden.

CHARLOTTE GELDOF, HOOFDAUTEUR 'THE FUTURE COMMONS 2070*' EN RUIMTELIJK PLANNER

Gezien de snelle groei van de maritieme ‘blauwe’ economie, is het van vitaal belang dat we de beperkte ruimte op zee zo zuinig en efficiënt mogelijk benutten.

PIETER JAN JORDAENS, INGENIEUR TECHNOLOGIECENTRUM SIRRIS / OFFSHORE WIND INFRASTRUCTURE AND INNOVATION LAB (OWI-LAB) ‒ CLUSTER MANAGER INNOVATIEF BEDRIJFSNETWERK (IBN) OFFSHORE ENERGIE

Tegen 2030 zouden we wel al eens kunnen kijken naar machines met een vermogen van 20-25 megawatt en een hoogte van anderhalf keer de Empire State Building!

Natuurbehoud en -ontwikkeling in de duinen.

De geschiedenis van de duinen aan onze kust is in verschillende opzichten zeer bewogen. Dit heeft te maken met het ontstaan ervan, met de dynamiek van beukende golven en stuivend zand. Maar ook vanuit menselijk oogpunt is er aan de kust veel veranderd op relatief korte termijn. Vooral dit laatste aspect komt hier aan bod.

Mens en natuur in de kustvlakte

Einde van een tijdperk

Opkomst van het toerisme

Duinen geraken bebouwd

Zonder verstuiving en zeedoorbraken verliest een duin zijn kenmerkende eigenschappen.

Resterende delen groeien dicht

Bescherming van duinen

Kritiek op de urbanisatie en de teloorgang van het natuurlijke landschap was er al in het begin van de 20ste eeuw. In zijn ‘Pour la Protection de la Nature en Belgique’ (1912) pleitte professor Jean Massart voor het behoud van typische voorbeelden van diverse landschapstypen in ons land. Voor de kust waren dat de duinen tussen Koksijde en Oostduinkerke, in die tijd botanisch een van de meest interessante gebieden. Deze en andere kreten, onder meer vanuit de Vereniging voor Natuur en Stedenschoon, kregen echter weinig gehoor. Tijdens het interbellum en na de Tweede wereldoorlog ging de bouwwoede verder en verdwenen honderden hectare duin. Een tegenbeweging kwam er met de afbakening van de eerste natuurgebieden in België: het Zwin als privaat natuurreservaat (1952), de Hoge Venen en de Westhoek (1956) als staatsnatuurreservaat. Voor een meer substantiële bescherming van de duinen was het wachten tot de opmaak van de gewestplannen in de jaren 1970. Binnen de ‘maritieme duinstreek’ kreeg 40% van de totale oppervlakte de stempel ‘groengebied’, 10% ‘landbouwgebied’. De helft van het kustgebied werd dus beschermd als open ruimte, de rest kon worden ontwikkeld tot woon- of recreatiegebied. In de daaropvolgende decennia zouden tientallen hectaren zo bebouwd geraken. Zelf de natuurgebieden waren niet altijd veilig omdat gemeenschapsvoorzieningen, zoals scholen, aan het geldende bouwverbod konden ontsnappen.

Sluitstuk van de planologische bescherming was het duinendecreet uit 1993. Dat legde een bouwverbod op in de resterende niet beschermde waardevolle duinen. Hiervoor kwamen geïsoleerde zones in aanmerking met een minimale oppervlakte van 2 ha of kleinere zones die aansluiten bij bestaande beschermde gebieden. Op die manier zagen 336 ha duinen een strikt bouwverbod opgelegd, bovenop wat reeds beschermd was op de gewestplannen. Daarnaast kreeg 770 ha agrarisch gebied de stempel ‘voor het duingebied belangrijk landbouwgebied’, zodat ook hier verdere urbanisatie onmogelijk werd. Veel groengebieden kregen daarenboven nog een extra planologische bescherming als ‘beschermd landschap’, opname in het Vlaams Ecologisch Netwerk of aanduiding als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. De laatste jaren vormen vooral de instandhoudingsdoelstellingen, opgemaakt in het kader van die Europese wetgeving, de kapstok voor het natuurbeheer. Onze duinen herbergen dan ook 18 beschermde Europese habitats en 33 Europees beschermde soorten. Tegen 2020 zouden 9 van die habitattypes in een ‘gunstige staat van instandhouding’ moeten zijn. Op de duinen rust dus een zware taakstelling in het kader van natuurbehoud.

Wie 'bezit' de duinen? Hoe worden ze beheerd?

Natuurontwikkeling in de praktijk

Onderzoek en monitoring

Verdere uitdagingen

Na ruim 20 jaar ervaring met grootschalige natuurontwikkeling aan de kust zijn de recepten voor herstel van duingraslanden en duinvalleien min of meer bekend en beproefd. Een grotere uitdaging momenteel is het behoud van de stuivende duinen. Het dichtgroeien en niet meer kunnen stuiven (de ‘fixatie’) tast een wezenskenmerk van de duinen aan. Stilaan wordt duidelijk dat, ondanks de grote beheerinspanningen van de voorbije decennia, de meest kenmerkende natuur aan de kust in toenemende mate wordt bedreigd. Een tweede problematiek die in het verleden relatief weinig aandacht kreeg, is de sterke uitbreiding van uitheemse invasieve (planten)soorten. Het is een trend die door de klimaatverandering nog wordt versterkt. Momenteel gaan grote sommen gemeenschapsgeld naar de bestrijding van dergelijke vreemde organismen. Een preventieve aanpak zou hier dus een grote besparing opleveren. Maar dit vergt een breder maatschappelijk debat over onze omgang met de natuur. Als laatste maar niet geringste uitdaging is er de zeespiegelstijging, ook al gerelateerd aan de klimaatverandering. Hierdoor dreigt op langere termijn een sterk verhoogde erosie van de kust. Een mogelijke oplossing hiervoor is een alternatieve kustbescherming met zandsuppleties en de aanleg van nieuwe duinen ter hoogte van de verstedelijkte zones. Dergelijke duinen vormen een bescherming tegen stormen en kunnen het gesuppleerde zand vastleggen in een natuurlijke zandbuffer.

* Herrier J-L. & H. Van Nieuwenhuyse (2005). The Flemish coast: life is beautiful! In: Herrier J-L et al. (eds) Proceedings 'Dunes and Estuaries 2005': International Conference on nature restoration practices in European coastal habitats, Koksijde, Belgium 19-23 September 2005. VLIZ Special Publication 19: 13-26.

 

* Herrier J-L., I. Killemaes & C. Noels (2005). Purchase of dunes: the first step towards nature restoration along the Flemish coast. In: Herrier J-L et al. (eds) Proceedings ‘Dunes and Estuaries 2005’: International Conference on nature restoration practices in European coastal habitats, Koksijde, Belgium 19-23 September 2005. VLIZ Special Publication 19: 55-68 + maps.

 

* Provoost S. & M. Leten (2012). Het Westhoekreservaat: historisch en landschapsecologisch kader. In: Berquin H (Ed.) In het zand geschreven. De duinen van de Westhoek: een geschiedenis. Lannoo, Tielt: 259-292.

 

* Provoost S., W. Van Gompel, E. Vercruysse et al. (2015). Permanente Inventarisatie van de Natuurreservaten aan de Kust, PINK II. Eindrapport periode 2012-2014. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2015 (8890955), Brussel, 176 p.

 

Cis de strandjutter. Wie is hij? Wat drijft hem?

Cis De Strandjutter is de schuilnaam voor Francis Kerckhof. Hij verrast ons bij elke Grote Rede met een uitzonderlijk voorwerp dat de zee op ons strand achterliet. Voor deze jubileumeditie geven we je uitzonderlijk een inkijk in hoe de strandjutter in Francis ontstond.

Verre vis, verre van duurzaam.

Negen op de tien Belgen verorbert graag al eens een visje, mossel of garnaal. Minder bekend is dat nauwelijks 10% uit lokale visvangst voortkomt en de overige 90% wordt ingevoerd. Met ‘onze’ vis uit de Noordzee en Noordoost-Atlantische Oceaan gaat het stilaan beter. Maar hoe is het gesteld met de visstocks in de rest van Europa en de wereld? Een hot topic die we even op de rooster leggen…

België importeert 90% vis en zeevruchten

Per persoon eten we gemiddeld een kleine 24 kg ruw product per jaar, wat neerkomt op 9 à 11 kg schoongemaakte of verwerkte vis en zeevruchten. Met een vloot van amper 70 actieve schepen kan de Belgische vissersvloot niet aan deze hoge vraag voldoen, noch in volume, noch in de diversiteit aan soorten. Ook de Belgische aquacultuur stelt in volume niet veel voor. De Belgische zelfvoorzieningsgraad in vis bedraagt nauwelijks 10%, die van week- en schaaldieren amper 6%. Wat wil zeggen dat 90% van de vis en 94% van de week- en schaaldieren die we in België eten, geïmporteerd wordt van buiten onze grenzen.

Iets meer dan 60% van die invoer komt uit Europa. Binnen de EU is Nederland veruit onze grootste leverancier. Frankrijk, Duitsland, Zweden, Litouwen, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Spanje vullen op grote afstand het rijtje aan. En bijna 40% van de import komt van buiten de EU. Een gedeelte daarvan is gekweekt, de rest is wildvangst. Maar hoe duurzaam is die ‘exotische’ vis? Voor u een vraag, voor ons een weet...

Een derde bestanden wereldwijd overbevist

Bezorgdheid

De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) is oprecht bezorgd over de globaal stijgende tendens in overbevissing. De situatie is het meest precair voor soorten die over grote afstanden trekken (tonijnen, haaien) en soorten die bevist worden op de open oceaan, waar geen enkel land wetten kan doen gelden. Ook spreekt de FAO van een sterk uiteenlopende wereld: vooral in onderontwikkelde landen zorgt een overcapaciteit en slecht management voor steeds meer overbeviste stocks.

Op korte termijn de zaak terugdraaien is alvast niet mogelijk. Het herstellen van een stock gaat traag tot zeer traag, en neemt meestal twee tot drie visgeneraties in beslag. Maar het is mogelijk! Indien alle visstocks ter wereld een goede stockstatus zouden halen, is berekend dat de opbrengsten tot 16,5 miljoen ton en 32 miljard US$ hoger zouden liggen!  Wat zou dat goed zijn voor de visser, voor de consument, voor de economie en het welzijn van de kustbevolking!

 

FAO SOFIA 2018: www.fao.org/state-of-fisheries-aquaculture
Vis- en zeevruchtengids 2018: www.zeevruchtengids.org
Global Fishing Watch: www.globalfishingwatch.org/map/
Visserijrapport VIRA 2018: www.vlaanderen.be/publicaties/visserijrapport-vira-2018
Status bestanden bevist door de Belgische visserij 2019: www.vliz.be/nl/multimedia/onze-kust?album=5332
Feiten en cijfers over het gemeenschappelijk visserijbeleid 2018: http://ec.europa.eu/fisheries/sites/fisheries/files/docs/body/pcp_nl.pdf

Schoolplaten, een nostalgische terugblik op aanschouwelijk onderwijs.

De onderwaterwereld bewonderen in de klas kan vandaag dankzij de ‘Blue Planet’ series of andere fraaie documentaires. Lang geleden, toen er nog geen televisie of digiborden bestonden, brachten schoolplaten de wereld tot in het klaslokaal.

Functionele juweeltjes

Niets is wat het geweest is...

Onderwijs was over het algemeen weinig aanschouwelijk in vergelijking met vandaag. De leraar stond op een verhoog vooraan in de klas en doceerde de theorie. De schoolplaten dienden vaak als enige visuele ondersteuning bij de les. Met de schoolradio kwam vanaf de jaren 30 de eerste schooltechnologie stilaan in de klas. Het waren een soort hoorspelen met geluiden uit het echte leven die kinderen deden wegdromen van vreemde tijden en plaatsen. Er bestonden toen ook wel onderwijsfilms voor leerlingen in de grote stad, maar zo’n voorstelling was eerder de uitzondering.  Lesgeven met behulp van filmstrookjes (de voorloper van de dia) werd gezien als een voorbeeld van slecht leraarschap. Het zou de leerling reduceren tot een passief en lethargisch wezen, want wat brengt het stomweg kijken naar plaatjes bij? Zo dacht men. Gelukkig introduceerden nieuwe ideeën in de pedagogiek de visuele leermiddelen juist als een belangrijke voorwaarde om de kinderen voor een onderwerp te boeien. Nieuwe technologieën deden hun intrede zoals de diaprojector, de overheadprojector, de cassetterecorder, de videospeler en uiteraard schooltelevisie. Hiermee was het lot bezegeld van de ooit zo bejubelde schoolplaten. Enigszins jammer, want die nostalgische schoolplaten zijn vaak didactische juweeltjes, ze getuigen van creatief vakmanschap en hebben bij generaties schoolgaande jeugd een sterke indruk nagelaten.

Hoe zijn de wereldzeeën veranderd de afgelopen 500 jaar?

Tussen september 1519 en 1522 voer de Portugees Ferdinand Magellaan, met vijf schepen en 237 bemanningsleden onder Spaanse vlag, voor het eerst in de geschiedenis de wereld rond. Of beter, 18 manschappen bereikten na drie jaar terug het Spaanse vasteland. Magellaan zelf was daar overigens niet meer bij; hij stierf al op 27 april 1521 in een clash met een lokale stam op het Filipijnse eiland Mactan.

Wat er ook van zij, het waren andere tijden en de zeeën en oceaan zagen er ongetwijfeld behoorlijk anders uit. Ook de kennis van die onmetelijke wateren was beperkt. Maar wat is er dan zoal veranderd? En kunnen we ons daar een beeld van vormen? De Brit Glynn Gorick maakte in 2018, in opdracht van het VLIZ en binnen het kader van het Europese ‘Sea Change’ project, op basis van de best beschikbare kennis een samenvattende illustratie. We overlopen de belangrijkste wijzigingen, zij het dat die vaak niet verder teruggaan dan wat aan data beschikbaar is (ca 1850).

http://www.oecd.org/greengrowth/greening-transport/41380820.pdf

http://faculty.econ.ucdavis.edu/faculty/gclark/210a/readings/kremer1993.pdf

http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1029/2006GL026152/pdf

https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/WGIIAR5-Chap30_FINAL.pdf

http://link.springer.com/article/10.1007/s10712-011-9119-1

https://www.nature.com/nature/journal/v479/n7374/full/nature10581.html

http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0308597X13000055

http://www.plastics.gl/market/plastics-the-facts-2014/

http://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0077908

http://www.goosocean.org/index.php?option=com_oe&task=viewDocumentRecord&docID=5488

 

Onze duinen: 100 jaar na datum...

Veranderingen gebeuren vaak sluipenderwijs. Pas als je er oude kaarten bijneemt en die naast een hedendaags exemplaar legt, vallen de verschillen écht op. Dit is zeker ook het geval voor onze kustduinen (zie ook ‘Natuurbehoud en –ontwikkeling in de duinen’). We deden de proef en legden een luchtfoto van 1919 en van 2015 van hetzelfde gebied rond Oostduinkerke voor aan een aantal kenners. Lees mee waar zij de grootste veranderingen zien!

1.       Zeewaarts strekte zich in 1919 een loopduin uit, helemaal van het huidige Nieuwpoort-bad tot Oostduinkerk-bad. Wie goed kijkt ziet bomputten uit WOI, die nu veedrinkpoelen zijn geworden of werden gedempt. Het ooit stuivende duin zelf is voor een belangrijk deel bebouwd, waardoor de samenhang is verdwenen en het stuiven grotendeels stilviel.

2.       Achter dit duin lag in 1919 nog een uitgestrekte strandvlakte. De greppelstructuur in dit laagveenmoeras diende voor de ontwatering. Vandaag vind je hier de wijk Mariapark ‒ met gekende overstromingsproblemen in de jaren 80-90 ‒ en het Hannecartbos (aangeplant na WOII).

3.       In 1919 loopt er nog een weg op de grens tussen het stuifduin en de strandvlakte. Ook vandaag is die nog zichtbaar, zij het niet langer als hoofdweg. Het middeleeuwse kopjesduin (Oostvoorduinen) was honderd jaar terug nog in agrarisch gebruik (akkers waarvan contouren nu nog zichtbaar).

4.       Waar nu NAVIGO, het visserijmuseum is, stond in 1919 een kerk, met omliggende duinakkers. Het grondvlak van de kerk kun je vandaag nog zien in de tuin van het museum/terras van ‘De Peerdevisscher’.

5.       Alle bewerkte duinakkers tegen de binnenduinrand zijn nu residentiële wijken, inclusief deze die parallel lopen aan de Leopold-II-laan.

6.       Interessant zijn wat je in moderne termen ‘Duinen voor dijk’ zou noemen. Je ziet ze waar in 1919 nog geen dijk was. De volledige natuurlijke strand-duinovergang is met andere woorden nog intact. Toeristische uitbouw zorgde voor een teruggetrokken kustlijn, vandaag gecompenseerd met zandsuppleties.

7.       Veel duinpannen te zien op de kaart uit 1919, zijn vandaag verdwenen. Die van Ter Yde is er nog altijd, dankzij bescherming en beheer. Hier, ten westen van de voormalige home Teunis, bevindt zich nu de 'orchideeënpanne'. Deze was dichtgegroeid, maar kreeg bij het herstellen van het stuifduin in Ter Yde rond 2001 een opknapbeurt.

8.      Globaal is het duin op veel plaatsen veranderd van open duinen met lage, kruidachtige begroeiing naar opgaand struweel en bos. Hier als voorbeeld het zuiden van de Zeebermduinen en de Plaatsduinen.

9.      Op deze plaats lag Nieuwe Yde, een vissersdorp in 1246 door gravin Margaretha van Constantinopel onder het bestuur en jurisdictie van de stad Nieuwpoort geplaatst. Het dorp werd eind 16de eeuw voorgoed verlaten. De plaats was rond de eeuwwisseling gekend als de 'Spelleplekke', omwille van de vondst van talrijke bronzen spelden. Het trok de aandacht van heel wat archeologen. In de dertiger jaren van de 20ste eeuw legde men dwars door de site de Duinparklaan aan, waardoor de vindplaats voorgoed onder zand verdween en voor verder onderzoek ontoegankelijk werd.

10.     De Lenspolder vormde een van de laatste inpolderingen in de IJzermonding. Kort voor 1307 onttrok Jan van Belle, maarschalk van Vlaanderen, het Vloedgat, een van de takken van het IJzerestuarium definitief aan de zee. Deze polder bleef tot de dag van vandaag nagenoeg onaangeroerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog richtte de Duitse bezetter in de polder een bunkercomplex op.

Aan wat doet de zee jou denken?

Heb je je ooit die vraag gesteld? Waaraan denk jij, als je aan de zee denkt? Ook voor het VLIZ is die vraagstelling interessant. Het is immers zinvol je publiek te kennen vooraleer extra informatie met je toehoorders te delen. Het resultaat? Iedereen geeft deze vraag een eigen invulling, maar drie belangrijke aspecten komen steevast naar voor. Zo blijkt ook uit een eerdere, brede bevraging van 1230 Vlamingen (451 senioren, 734 zesdejaars ASO, 44 zeewetenschappers) in 2005 uitgevoerd i.s.m. de Arteveldehogeschool.

Zon, zee en strand op kop

Vervuiling van de zee nog steeds als grootste zorg?

Toen in 2005 de bijkomende open vraag werd gesteld “Als ik hoor dat de zee met problemen te kampen heeft, dan denk ik aan…”, was vervuiling het grootste zorgenkind (afhankelijk van de deelgroep 59-84% van de reacties). Dat zal vandaag vermoedelijk nog steeds het geval zijn, denken we maar aan de toegenomen media-aandacht voor het plastic afval op zee. Op twee volgde overbevissing/vissterfte (5-33% van de reacties) met vooral bij de wetenschappers relatief hoge cijfers. Klimaatopwarming was duidelijk minder actueel dan vandaag het geval lijkt te zijn en scoorde slechts 0-5% van de opgeworpen bezorgdheden. Interessant is overigens dat toen vrijwel uitsluitend senioren ‘Storm’ als bedreiging zagen. Dat zij op een of andere manier de stormvloed van 1953 hebben meegemaakt, zal daar niet vreemd aan zijn. Bij senioren wonend aan de kust betrof het 27% van de reacties, senioren uit het binnenland scoorden een pak minder (9%).

Aanvullend blijkt er veel nood aan degelijke informatie, met name rond thema’s die direct of indirect verband houden met de bedreiging van het eigen welzijn of dat van de ecologie van de zee. Ook nieuwe evoluties, zoals ten tijde van de studie in 2005 het verschijnen van windmolens op zee, dragen heel wat aandacht weg. Puur informatieve zaken (bv. bebakening op zee, scheepvaart, waterwinning in de duinen,…) scoren dan weer beduidend slechter. Het lijkt er dus op dat men vooral op een correcte manier geïnformeerd wil worden over de toestand van de zee (en zijn fauna en flora) en over alles wat mogelijkerwijs het gewone doen en zijn eigen leven zou kunnen verstoren.

En daar kunnen we mee aan de slag!

Op naar 1.000 VLIZ-leden!

Wens je het VLIZ een cadeau te schenken voor haar 20ste verjaardag? Het mooiste geschenk dat je kan geven is je te engageren als VLIZ-lid! Voor een ledenbijdrage van slechts 30 EUR per jaar geef je een signaal aan de buitenwereld dat zeeonderzoek voor jou cruciaal is. Met een VLIZ-lidmaatschap steun je zeewetenschappers in hun streven naar een duurzame toekomst van de zee, ook jouw zee. 

En nog dit

Steun de zee! Word lid of maak een gift over naar het rekeningnummer IBAN BE70 0017 1687 3425 (BIC GEBABEBB) van het Vlaams Instituut voor de Zee vzw (bank: BNP Paribas Fortis, Centrumplein 8a, 8450 Bredene) met de vermelding ‘Lidmaatschap’ of ‘Donatie’ of bezoek de webpagina www.vliz.be/nl/lidmaatschap of www.vliz.be/nl/doe-een-gift. Giften vanaf 40 EUR zijn fiscaal aftrekbaar, lidgelden zijn niet fiscaal aftrekbaar.

 

Er heerst wat verwarring onder de lezers van De Grote Rede wat betreft het VLIZ-lidmaatschap.  Als lezer ben je niet automatisch lid. Je bent pas VLIZ-lid als je jaarlijks een ledenbijdrage betaalt en als bewijs daarvan een lidkaart ontvangt. Als onderdeel van het voordelenpakket voor leden ontvang je onder andere De Grote Rede.

Zeewoorden

Wij zochten de betekenis van enkele intrigerende zeewoorden voor u op.

Roland Desnerck Magda Devos Nancy Fockedey Jan Seys Johan Termote Carlos Van Cauwenberghe Dries Tys Arnout Zwaenepoel Fons Verheyde

Het Zeewoordenteam

In januari 2001 werd binnen de schoot van het nu twintigjarige VLIZ het gratis informatieblad “De Grote Rede” geboren en in overvloedig zeewater gedoopt. Allen achtten de tijdschriftnaam “De Grote Rede” bijzonder goed gekozen. Wie die titel bedacht heeft, verdient een pluim! Als een wachtend vaartuig op de rede ligt, treedt er een REDElijke rust in aan boord, in vele gevallen een tijd van verademing en bepeinzing voor de schepelingen ofte “kopoazje”, tenminste als het schip niet in quairantaine ligt.

De geboorte van een team

Met veel geestige drift besloten we “De Ridders van het Gulden VLIZ” te worden. Wij werden medereders van “De Grote Rede” en de naam ZEEWOORDENAARS drong zich op.

De "Zeewoordenaars"

Er werd ijverig gezocht naar mensen die wat te vertellen hadden en met succes. Na enige tijd bestond het Zeewoordenteam uit, alfabetisch te noemen, Roland Desnerck, Magda Devos, Nancy Fockedey, Jan Seys, Johan Termote, Dries Tys, Carlos Van Cauwenberghe, Arnout Zwaenepoel. Enkele andere vroege medewerkers moesten om verschillende redenen afhaken.

We konden van wal steken niet goed wetend wat zich allemaal voor de boeg zou vertonen, welke ankerplaatsen we zouden aandoen, hoe we zouden proberen met geen enkel artikel te stranden, hoe we veel heerlijks in ons kielzog of schroefwater wilden merken… Met veel geestige drift besloten we “De Ridders van het Gulden VLIZ” te worden. Wij werden medereders van “De Grote Rede” en de naam ZEEWOORDENAARS drong zich op.

We hadden respect voor elkaars inzet en kregen regelmatig lessen van elkaar.  Wij, leden van het Zeewoordenteam, hadden elk onze inbreng, maar de bedoeling was toch hoofdzakelijk de herkomst en de betekenisgeschiedenis van zeewoorden te achterhalen. Zulk onderzoek heet etymologie, en behoort tot het domein van de taalkunde. Maar een deugdelijke woord- of naamsverklaring moet niet enkel taalkundig aanvaardbaar zijn, ze moet ook sporen met eigenschappen van de benoemde realia. Vandaar dat het team ook bevolkt werd met kenners van de maritieme werkelijkheid. Je mag stellen dat wij elkaar inderdaad aanvulden en bijeen hoorden zoals tomaat en garnaal, haringfilet en ajuin.

Jan Seys had hiertoe, zoals al aangestipt, Magda Devos, een niet rustend vuurtorenlicht en enthousiaste specialiste van de Nederlandse grammatica, dialectologie en naamkunde, gezocht en opgezocht. Zij moest er als niet te temmen bezieler van het “Woordenboek van de Vlaamse dialecten” zeker bij! Belangrijk is haar visie en besef dat kennis van de werkelijkheid en inzicht in het mechanisme van taalcreativiteit absoluut nodig zijn om tot een goede etymologie te komen. Ikzelf bestempel haar als taalradicaal en kustbewust. Zo aanvaardden we gemakkelijk Magda Devos als onze teamhoofdredacteur die bij vele artikels de eindsignatuur mocht zetten. Bovendien is ze een dame met de meest positieve kenmerken van haar familienaam. Magda Devos is de vorser (vorsster?) die met veel energie taalsnoepjes kan opdelven, die thuis is in de West-Vlaamse en Frans-Vlaamse streektaal, wat trouwens in vele werken uitmondde en het neusje van de zalm waarborgde. Typisch voor haar – en het doet de overige redactieleden sympathiserend glimlachen – is haar mededeling dat ze niet van plan is te sterven vooraleer ze de exacte kijk heeft op en de sleutel tot het bestanddeel “inge” of “ingen” in zovele land- en zeetermen als Grevelingen, Ravelingen, Ruitingen, Harlingen, Kruiningen … Magda: een onontbeerlijke schalm (met “a”) in onze ankerketting.

De naarstigste bedenker en tekstschrijver naast Magda is natuurlijk Jan Seys zelf, ook al met een familienaam van een beestje (een sijsje is in ons dialect “e tiertsje”). Die rustige Jan Seys, bioloog, specialist van kabeljauw tot stijgende zeespiegel, is ook een ijverige “opzoeker en vorser”, maar bovendien stikt hij al onze verschillende gegevens aan elkaar zodat er een bijna naadloos gave en leesbare brok uit tevoorschijn kan komen. Hij is de man van “pennen en nog eens pennen” en zorgt er steeds voor dat we na de vergadering heel vlug een degelijk verslag krijgen … Hij mag geboekstaafd staan als iemand die het zo vaak heeft over het graag bijleren, maar dat kan enkel gezegd worden door iemand die al veel weet. Diezelfde Jan – een van de drie Jans van het VLIZ - die zo bekwaam en “benitteld” is dat de tv hem telkens weet te plukken om hem te bevragen over zeeleven en zeewezen…. Naast zijn vele publicaties is zijn prachtig werk “Onze kust anders bekeken”, met garnalen- en andere verhalen, zijn visitekaartje.

Voor gegevens over diepten en ondiepten, getijdenbewegingen en zeebodemtexturen werd al spoedig de ingenieur-hydrograaf Carlos Van Cauwenberghe aan de haak geslagen. Als voormalig hoofd van de Hydrografische Dienst bij de afdeling Waterwegen Kust is hij op de hoogte van de diepten van de zee. Carlos Van Cauwenberghe brengt de technische noot en voetnota’s. Dat hij steeds streeft naar exactheid en volledigheid moge onder meer blijken uit zijn in 1966 verschenen “Hydrografische analyse van de Scheldemonding ten oosten van de meridiaan 3°05” tot Vlissingen”. Zijn werk resulteerde o.a. in drie zeekaarten en vele getijtafels. Zo legde hij haarfijn het verschil uit tussen hoogwater en laagwater enerzijds en vloed en ebbe anderzijds. En ook een begrip als “branding” wist hij uit de brand te slepen. Maar de taalkundigen onder ons vulden telkens weer aan, konden zijn uitleg nog wat bijspijkeren met bijvoorbeeld te vertellen dat de rollende en “ommekloajende” baren in ons zeemansdialect “krulders” genoemd worden. Carlos Van Cauwenberghe geeft ons, door zijn kennis van de zee, de indruk aandachtige leerlingen van de Zeevaartschool te zijn.

En die bloedeigen VLIZ-ster Nancy Fockedey, wetenschappelijk medewerkster communicatie, zeer boekenverknocht, zeer bescheiden en nochtans kenner van vis en zeevruchten en medeschrijfster van vele tientallen publicaties. Zij kan menigmaal opvallen met leuke invallen. Ook zij hoort bij de bezige bijen als werkster eerste klas. Nancy Fockedey is beslist een gretig en naar weten dorstend “wérkpêrd”, dat op alle domeinen ditjes en datjes kan verzamelen, wat bij haar trouwens geleid heeft tot het leuke boek “Garnalen, verhalen en recepten van vroeger en nu”.

Johan Termote, beroepsarcheoloog en landschapshistoricus, is kenner van het duinengebied en levert een degelijke en stevig met terreinkennis onderbouwde inbreng.  Hij duikelt met ons het verleden in, en vertelt over de veranderingen en gebeurtenissen die ons kustlandschap zijn huidige uitzicht en profiel hebben gegeven. Johan Termotes onderzoek spitst zich met name toe op de Westhoek, hij kent er zowat alle oude toponiemen en weet er vele te verklaren. Zo leerde hij ons hoe we de gehuchtnaam “De Fintele” (bij Lo) moesten uitspreken en wat beschouwd wordt als de oorsprong van dit bevreemdende woord.

Twee deskundigen, Dries Tys en Arnout Zwaenepoel, wilden we nog bij onze werking betrekken. Als ‘levende encyclopedieën' kwamen zij vaak verrassend met wetenschappelijke weetjes uit de zeehoek.

Zowel onze eerste bibliothecaris, Jan Haspeslagh, als de huidige, Fons Verheyde, brachten ons op onze witte studietafels zovele lijvige boeken dat we nog meer gingen beseffen hoe wetenschappelijk we bezig waren. Maar zelf wisten zij ook gretig nuttige kennis uit die publicaties te persen en te vergelijken. Beide boekbeheerders schudden aldus een belangrijke bijvangst uit hun net. Ikzelf mocht ook tot die studiekring behoren omdat de mederedactieleden mij de vleiende toenaam “Het gezicht van Oostende” toekenden, omdat ik de zeesfeer via de kustdialecten kan uitademen met een inbreng van streeknamen en dialectbenamingen. Ik ben immers “Mister Oostends Woordenboek”. Ik voel mij er steeds in mijn sas en net als de anderen een beetje zoveel als de notaris, de erflater en de erfgenaam van het immateriële kusterfgoed. Ik probeer zowel onze erfgoedbrokken op te sporen als ze tot een waardevol product te lijmen. In die kleefstof stort ik onwrikbaar een schep vrolijke noten. Dankzij mijn rijke thuisbibliotheek met woordenboeken en spraakkunsten van talen gaande van Fries tot Welsh en dialecten van Westfries tot Zeeuws, kan ik weleens een taalkundige slagboom optillen, een nooduitgang vinden… Als een frisse golfslag wil ik er uit een onverwachte hoek opduiken.

Geen onderwerp geschuwd

Welke onderwerpen moesten we opvissen en deskundig fileren? Het moest iedere keer per nummer én een toponiem én een niet-toponiem worden. Gemakkelijk genoeg, onderwerpen bij de vleet met een vangst uit de zee, de duinen, de kustgemeenten, de zandbanken, de geulen, de vissen en andere zeediertjes. We werden getroffen en gecharmeerd door leuke en op het eerste gezicht onbegrijpelijke “kust- en zeewoorden”… We bezochten zovele zandbanken en tastten die af om hiermee misschien de etymologie gemakkelijker te vinden, we doorploegden de geulen met dezelfde beweegredenen….

We wilden wat variëren en stootten soms op bijna onoverkomelijke moeilijkheden. De uitleg was veelal erg bevreemdend tot bijna op het onwaarschijnlijke af. “Breeveertien” en “Hoge Blekker” lukken misschien nog gemakkelijk, maar “De Paardenmarkt”? Neen toch, geen markt in zee! En “Appelzak”? Een zak met appels? Intrigerend zijn “Buitenratel”, “Scheurleg” en “Ruitingen” en nog vele andere. Niet eenvoudig, maar heerlijk om aan te knauwen… We hielden van onze zoektochten, doorkruisten de zee en laveerden op de golven.

We liepen soms zelfs eens op de actualiteit vooruit, zoals met de munitiestortplaats van de eerder vernoemde zandbank “De Paardenmarkt” voor de Zeebrugse kustlijn, waarover nu veel te doen is. Ook waren we weleens onze Hollandse lezers ter wille; zo bijvoorbeeld met woorden als “overtoom” (overdraghe) en “visafslag” (vismijn).

Het kon niet altijd, zoals zo vaak in den beginne, bij een zandbanknaam (in Nederland een “plaatnaam”) of een zeegeultoponiem als “Ravelingen”, “Negenvaam” of “Trapegeer” blijven. Op een bepaald moment dachten wij dat we alles, toch alle zandbanknamen en zeegeulwoorden hadden “opgesoupeerd” (dixit Jan Seys), maar we kwamen tot de bevinding dat er gelukkig nog enkele overbleven. Als voorbeelden “Rabsbank”, “Ravelingen”, “Smal Bank”en zelfs de voor de zeeroutes nu zo belangrijke “Het Scheur”. We waren evenwel ook in ons sas toen we merkten dat we ook nog “sluis” konden behandelen evenals “kreeft” en “ebbe” en "kajuit”……

We wisten dat we met onze taalopdracht vele jaren in zee zouden gaan, dat we driemaal per jaar ons net zouden uitschudden in drie tot hooguit vier bladzijden. Onze totale vangst bestaat nu al uit vele artikels. We tellen 86 afgeleverde eigennamen en 38 soortnamen. We hebben met andere woorden tot de dag van vandaag in 38 nummers 124 woorden ontrafeld! We poogden ze overvloedig te vullen als de heerlijkste zeevruchtenschotels voor de vele duizenden zeegevoelige abonnees.

In het lokaal van de kapoentjesclub

De locatie? Natuurlijk ingekapseld in de kantoren van het VLIZ, de vismijn. Voor het werk dat wij presteerden was er, door die ligging, een directe letterlijke verbinding en een figuurlijke binding met de zee. Als je de glazen deur open steekt, snuif je meteen de geur van de zee! De dunmetalen leuningen en de smalle traptreden, en de vele witte verf doen denken aan een halfslachtig schip en wij voelen ons ook hierdoor nog meer gedreven.

Ons “clublokaal” in die VLIZ-gebouwen is de ganguiteindekamer, ver achter de steeds zwaarbeladen werkbureaus en tafels van de zovele medewerkers die onder boekenstapels kreunen en geprangd zitten tegen het ruimere bureau van big boss en VLIZ-meester Jan Mees. We hebben er het zicht op de ook al ter ziele gegane vismijnkantine aan de overkant. Binnen ons lokaal merk je de tot werkzaamheid uitnodigende witte tafeltjes, de koffiekan, kopjes en flesjes, die ons duidelijk maken dat we verschillende uren zullen arbeiden. En die grote foto van Oostende met zicht op de Spuikom, de Opex en Het Sas nopen mij telkens tot ernst.

We houden ervan. Het was raak vanaf onze eerste woorden “’t Potje” en “dukdalf”. We namen hierna met gedrevenheid ”Thorntonbank” en “Vlakte van de Raan” en “Noordhinder” en nog zoveel moois op sleeptouw. Onze voetstappen op weg naar het VLIZ gingen sneller dan die bij het verlaten van het pand. Het was ernstige en serieuze arbeid, maar de aard der dingen loodste ons meerdere keren in de richting van een zeedoorspekte humor. Het was zo gezellig en geestig dat we ons zelfs “De kapoentjesclub” van zeeverknochten gingen noemen. Dat wijst erop dat wij in onze inspanningen ook ontspanning vonden… Onze studiewarmte steeg gestadig en we probeerden onszelf te overtreffen.

We zouden dit kustavontuur niet meer kunnen missen. Jan Seys noemde onze vergaderingen fascinerend en uniek! Hij vergeleek onze gesprekken en afwegingen telkens met een soeppot waarin wij van alles bijeen gooiden om dan te roeren en te zien wat eruit gegroeid was. We beëindigden onze ochtendactiviteiten op een ankerplaats met broodjes en wijn. Was dat BROODNODIG, was DAT brood nodig? Was het wijntje erbij WIJNNODIG? Ik kreeg de indruk dat we er in de eerste plaats wat dronken en aten om nog niet meteen een punt achter de vergadering te zetten. We lieten het aldus wat uitlopen, wat uitdeinen (ook een zeeterm waarover je het onlangs had, hé Carlos).

Een rijk nalatenschap!

Dankzij ons werk prijkt de naam “Lodewijkbank” weer op de zeekaarten.

In de branding

kustkiekje_gr49.jpg

KUSTKIEKJES (GROTE REDE 49)

Het antwoord op onze fotovraag was niet zo moeilijk voor wie regelmatig op de Oostendse oosteroever ronddoolt. Daar prijkt op de gebouwen van C-Power in de Buskruitstraat sinds enige tijd dit kunstwerk van de Nederlander Leon Keer. Het maakt deel uit van het Street Art festival ‘Crystal Ship’, dat ook in 2019 meer dan vijftig muurschilderingen en installaties, naast vele kleinere werken, in de openbare ruimte van de koningin der badsteden toverde. Een knappe optische illusie van een van ’s werelds beste 3D-kunstenaar! 

Jan Seys
facebook_eventpagina_banner.jpg

DAG VAN DE WETENSCHAP 2019 - SEA. SCIENCE! FICTION?

Op zondag 24 november 2019 (10-17u) vindt de jaarlijkse Dag van de Wetenschap plaats. Ook dit jaar zet het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) de deuren open van het Marien Station Oostende en kan je onder andere aan boord gaan van het onderzoeksschip Simon Stevin. Tijdens deze editie onthullen zeewetenschappers de technologische vooruitgang die geen (science)fiction meer is. Bouw je eigen onderwaterrobot, neem het op tegen een computer in een wedstrijdje ‘plankton herkennen’, volg een live demo van een duikende diepzeerobot, woon boeiende lezingen bij en neem een kijkje binnenin een echte meetboei. Voor elk wat wils! Meer info: www.vliz.be/nl/event/dag-van-de-wetenschap-2019.

Jan Seys
bunker.jpg

Een watervoorzieningsbunker in de haven

Onder het Maritiem Plein, op de Oosteroever in Oostende, trof men tijdens rioleringswerken in maart 2019 de resten aan van een betonnen constructie. Dit op een plaats waar men tijdens werken in 2004 ook al op betonnen muren stootte. Al snel was duidelijk dat het om een bunker uit de Tweede Wereldoorlog ging. Dit is niet verwonderlijk: de Duitsers bouwden dit gebied tijdens WOII vol. Het Panzerstützpunkt Ostende Hafen had als belangrijkste doel de verdediging van de haven en de kustlijn. De Mortierbunker, Batterij Hundius en de vele constructies op de Halve Maan zijn nog goed zichtbare resten uit deze periode. Tijdens de oorlog bevond zich in de haven ook een basis voor schnellboten: relatief kleine, maar snelle en lichte vaartuigen die torpedo’s afschoten op vijandige doelen. Dicht bij de plaats van de vondst bevond zich tijdens de oorlog ook een depot voor zeemijnen.

Al snel bleek dat het om de resten van een watervoorzieningsbunker ging, die een aantal jaren na afloop van de Tweede Wereldoorlog afgebroken werd. Het aanleggen van drinkwatervoorraden was essentieel in een oorlogssituatie, zeker op plaatsen die mogelijk lang verdedigd moesten worden. Het betreft hier een standaardconstructie, de “R197”. De Duitsers hadden een hele reeks zogenaamde Regelbau-types, dit waren standaardplannen voor bunkers waarbij exact geweten was welke technieken, materialen en hoeveelheden nodig waren om er een exemplaar van te bouwen. Daardoor slaagden de Duitsers erin om tijdens de Tweede Wereldoorlog snel duizenden bunkers te bouwen langs de Atlantische kust. Meer specifiek was het de Festungspioniere van het 15de Duitse Leger die dit type, waar 40 kubieke meter drinkwater in kon, bouwde. Tientallen waterbunkers van dit type en nog vier andere types verrezen in hun gebied, al zijn velen daarvan ondertussen verdwenen. Net daarom verrichtte het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed nauwkeurige metingen en observaties op de nu nog zichtbare restanten.

Mathieu de Meyer
kustzakboekje_1.jpg

Kustzakboekje

De Belgische kust is uniek in België en Europa. Op een beperkte oppervlakte en in een van de drukst bevolkte regio’s ter wereld vinden belangrijke economische activiteiten (havens, toerisme, etc.) plaats. Maar er is ook landbouw en natuur. Het is een regio met kustspecifieke vraagstukken, fenomenen en processen op zowel sociaal, economisch als ecologisch vlak. Tegelijkertijd dient ook hier geanticipeerd te worden op de klimaatverandering.

Die eigenheid van de kust verdient een gebiedsgerichte kennisbasis die kan dienen om het beleid te onderbouwen en stakeholders te informeren. Vanuit deze insteek, werkte het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en de Gebiedswerking Kust van provincie West-Vlaanderen aan de publicatie ‘KustINZicht2019 - cijfers en analyses over de Belgische kustzone’. In een gebruiksvriendelijk zakboekje vind je een hele reeks thematisch ingedeelde cijfers, kaarten en informatie. Naast het objectief informeren van lokale beleidsmakers en belanghebbenden over regionale fenomenen en evoluties, wil de publicatie ook de zichtbaarheid en toegankelijkheid van kustspecifieke kennis verhogen. Het KustINzicht2019 is digitaal beschikbaar op de website van het Compendium voor Kust en Zee (www.compendiumkustenzee.be/nl). De kaartvisualisaties zullen later dit jaar ook apart beschikbaar zijn op de zusterwebsite, het Kustportaal (www.kustportaal.be).

Hannelore Maelfait & Steven Dauwe
03_dicht_met_omloopriolen.jpg

BOUW JE EIGEN VIRTUELE STORMVLOEDKERING IN DE DOE-EXPO IN NIEUWPOORT

Het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust bouwt in Nieuwpoort volop aan een stormvloedkering. Deze zal de stad en het hinterland beschermen tegen zware stormvloeden. Stormvloeden vormen een van de belangrijkste natuurlijke dreigingen in de Noordzeeregio. Omdat Nieuwpoort en haar hinterland niet zijn voorbereid op de hoge waterstanden die met zware stormen gepaard gaan, keurde de Vlaamse Regering in 2011 het Masterplan Kustveiligheid goed. Die stelt de noodzaak voor de bouw van een stormvloedkering op de monding van de IJzer voorop. Na grondige studies en een architecturaal ontwerp is gekozen voor een horizontale sectorschuif met een doorvaartbreedte van 38 meter. De bescherming door de stormvloedkering is al noodzakelijk bij stormvloeden met een kans op voorkomen van eens in de 10 jaar. De stormvloedkering zal echter ook bescherming bieden tegen een 1000-jarige storm. Tevens wordt rekening gehouden met een zeespiegelstijging van 80 cm tot het jaar 2100.

In een boeiende doe-expo op het Loodswezenplein te Nieuwpoort kom je alles te weten over dit unieke project. De expo richt zich naar de derde graad lager onderwijs. Aan de hand van puzzels en spelletjes verzamel je als bezoeker een cijfercode. Met die code kan je op het einde van de tentoonstelling de dynamische maquette in beweging zetten. Op die manier zie je hoe de stormvloedkering precies zal werken. Tijdens de spelletjes ontdek je hoe de kering wordt gebouwd, welk materiaal men gebruikt en waarom de stormvloedkering nodig is.Van september tot en met juni is de expo enkel toegankelijk voor klasbezoeken. Een bezoek moet op voorhand gereserveerd worden via www.stormvloedkeringnieuwpoort.be. Wil je extra info? Dan is de nieuwste brochure een aanrader: www.afdelingkust.be/sites/default/files/atoms/files/20190729_Aanpassinge...

Charlotte Devriendt

EEN LEVENSWERK OVER OORBEENTJES VAN NOORDZEEVISSEN

In de reeks ‘Fauna van België’ publiceerde het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) recent een merkwaardig boek: “Otoliths of Fishes from the North Sea and the English Channel”. Het betreft een nagenoeg volledig overzicht van de otolieten of ‘oorbeentjes’ van alle – lees 233 – vissen van de Noordzee en het Kanaal. Het kostte de auteur, Dirk Nolf, een belangrijk deel van zijn carrière om de beentjes te verzamelen en minutieus te registreren. Otolieten zien eruit als kleine, kalken plaatjes (enkele millimeter tot twee centimeter groot), en bevinden zich inwendig ter hoogte van het binnenoor. De vorm en tekening zijn kenmerkend voor de soort, wat toelaat om in prooiresten van bijvoorbeeld zeevogels visresten op naam te brengen. Maar er is meer. Net als bij bomen hebben ze ‘jaarringen’ die de leeftijd van de vis verraden. En per ‘ring’ kun je door analyse meten welke chemische stoffen in het water aanwezig waren in dat bewuste jaar. Een schat aan informatie dus in wat op het eerste gezicht een onooglijk, onbelangrijk kalkplaatje lijkt!

Jan Seys

Colofon

‘De Grote Rede’ is een gratis informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ; www.vliz.be). Dit boeiende tijdschrift wordt samengesteld met de hulp van een zelf schrijvende redactie van maritieme professionals die zetelen ten persoonlijke titel. Noch de redactie, noch het VLIZ zijn verantwoordelijk voor standpunten vertolkt door derden. Overname van artikelen is toegelaten mits bronvermelding.

 

Interesse?

Gratis abonneren kan via www.vliz.be/de-grote-rede of telefonisch.

Verantwoordelijke uitgever

Jan Mees (VLIZ), Wandelaarkaai 7, B-8400 Oostende, België

Coördinatie en eindredactie

Jan Seys, Nancy Fockedey & Bart De Smet (VLIZ), 059/34.21.40, jan.seys@vliz.be

Redactieleden

Kathy Belpaeme, Jens Boyen, An Cliquet, Evy Copejans, Mathieu de Meyer, Fien De Raedemaecker, Bart De Smet, Ine Demerre, Nancy Fockedey, Jan Haelters, Francis Kerckhof, Hannelore Maelfait, Pieter Mathys, Jan Mees, Tina Mertens, Tine Missiaen, Theo Notteboom, Ellen Pape, Hans Pirlet, Ruth Pirlet, Sam Provoost, Marc Ryckaert, Hendrik Schoukens, Jan Seys, Ineke Steevens, Sarah Vanden Eede, Sofie Vandendriessche, Dieter Vanneste, Klaas Willaert

Zeewoordenteam

Roland Desnerck, Magda Devos, Nancy Fockedey, Jan Seys, Johan Termote, Dries Tys, Carlos Van Cauwenberghe, Fons Verheyde, Arnout Zwaenepoel

Met medewerking van

Dries Bonte, Charlotte Geldof, Jean-Louis Herrier, Pieter Jan Jordaens, Peter Staelens, Hannah Van Nieuwenhuyse

Vormgeving

Vanden Broele, Brugge

Foto's en grafieken

Afdeling Kust, Bart De Smet, Charlotte Geldof, Collectie François Donny (gemeente De Panne), FAO SOFIA, Glynn Gorick, G. Peleman, HisGisKust (VLIZ), Jean-Louis Herrier, J. De Meester, J. Massart, KBIN, K. Verbestel , Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, Leontien De Wulf, Mathieu de Meyer, Nick Decombel, Peter Staelens, Pieter Jan Jordaens, PIRD, Shutterstock, Skyshoots, VLIZ, Wordcloud.

Drukkerij

Lowyck drukkerij

Gedrukt op maco halfmat 115 g (FSC Mix credit) in een oplage van 10.000 ex

Algemene informatie

VLIZ vzw

Wandelaarkaai 7, B-8400 Oostende

Tel.: 059 34 21 30

Fax: 059 34 21 31

e-mail: info@vliz.be

www.vliz.be

ISSN 1376-926X

www.vliz.be