Informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee

De Grote Rede

Nieuws over kust en zee

#52 November 2020




Edito

Rare tijden, dat is het minste wat je kunt zeggen over wat we vandaag meemaken. Een virus dat de wereld al bijna een jaar in zijn greep houdt, een pandemie die al lang werd voorspeld maar waarvan nagenoeg iedereen dacht dat het allemaal wel zo’n vaart niet zou lopen… Tot nu dus. Een virus ook, zo onzichtbaar klein, dat pijnlijk duidelijk maakt hoezeer alles op deze dichtbevolkte planeet met elkaar verbonden is, en dat wat op de ene plaats gebeurt, invloed heeft op ieders welzijn en gezondheid.

Ook die onmetelijke blauwe plas, de oceaan met al haar randzeeën, zet ons wel vaker aan tot dit soort reflecties. Een oceaan die ons voedsel, energie en medicijnen levert. Een wereldzee ook die het klimaat buffert en ons tot dusver – hoe lang nog? – hoedt voor de grote excessen van de opwarming door 93% van die extra energie te absorberen. Een watermassa ook die mentale en fysieke gezondheid bevordert, en tevens een welgekomen oord van recreatie is, die kansen biedt aan de blauwe economie. En een ecosysteem dat, opborrelend vanuit minuscuul leven (plankton en andere micro-organismen) de basis vormt voor al deze ‘diensten’ aan de maatschappij.

In dit nummer van De Grote Rede richten we de blik op een van de ondiepste, maar drukst gebruikte randzeeën: ‘onze’ Noordzee. Gemiddeld nauwelijks 90 meter diep – minder dan de hoogte van het hoogste flatgebouw aan de kust ‒ is dit door land omringde, ondergelopen stuk continent van groot belang voor mens, natuur en economie. Een eerste hoofdbijdrage staat stil bij een bijzondere groep vogels die net deze kustzone heeft uitverkoren om er tot voortplanting te komen. Wouter Faveyts (Zwin Natuur Park) en Eric Stienen (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) reconstrueerden het wel en wee van onder meer sternen en meeuwen, waarvoor vis een niet onbelangrijke bron van voedsel is. Thomas Verleye & Steven Dauwe (VLIZ) besteden aandacht aan een andere gebruiker van deze rijkdom aan vis, de recreatieve zeevisser. En enigszins aansluitend hierbij roept Katrien Vervaele de sfeer op van zeewijdingen of –zegeningen, een traditioneel gebeuren dat sinds jaar en dag zij die “gebleven” zijn op zee herdenkt.

Zonder micro-leven in zee, geen vis. Zonder vis geen recreatieve en beroepsvisserij of een veelheid aan kustbroedvogels. Zonder visserij geen noodzakelijke herdenkingen van hoe oppermachtig die blauwe massa wel kan uithalen.

Kustkiekje

Wat is er te zien op deze foto?

Antwoorden kan op kustkiekjes@vliz.be met als onderwerp ‘Grote Rede nr. 52’. Uit alle juiste inzendingen wordt een winnaar geloot, die een boekenprijs wint.

Kustbroedvogels. Wendbaar en aangepast aan een dynamische omgeving

Als aandachtige bezoeker heb je het ongetwijfeld al opgemerkt: aan onze kust komen ook vogels voor. Deels zijn dat soorten met een voorkeur voor typische kusthabitats: de zee, het strand, golfbrekers of de duinen. Onder die typische kustvogels is er een bijzondere groep die er in dit artikel even wordt uitgelicht: de kustbroedvogels. Ze broeden aan zee, en daar hebben ze een goede reden voor!

Kustbroedvogels?

Kustbroedvogels zoeken de kust op, aangepast als ze zijn aan de soms ruwe en onzekere omstandigheden.

Kustbroedvogels in een ver verleden

Er zijn geen bronnen die het staven, maar vermoedelijk was het enorme slikken- en schorrengebied dat eeuwen geleden het uitzicht bepaalde van onze kustvlakte heel geschikt voor kustbroedvogels. Tegen het begin van de 19de eeuw, wanneer de eerste rapporten over de vogelrijkdom verschijnen, was de situatie al flink veranderd. Hoewel nog niets vergeleken met wat we nu kennen, was de invloed van de mens op het kustgebied tegen die tijd al zo groot dat er nog amper geschikt broedgebied overbleef voor kustbroedvogels. Alleen de strandplevier en dwergstern waren in die tijd regelmatige broedvogels. Kustbroedvogels zijn gesteld op dynamische milieus, en dit duo spant daarbij de kroon. Ze hebben een voorkeur voor de meest open, vaak zandige terreinen, zonder enige begroeiing. Hun originele biotoop langs de Belgische kust is het hoge strand, net boven de hoogwaterlijn. In de 19de eeuw bood de rust van dat strand op verschillende plekken langs de kust nog ruimte voor broedende strandplevieren en dwergsterns. Behalve bontbekplevier – een neefje van de strandplevier ‒ kwamen tot diep in de 20ste eeuw geen andere kustbroedvogels voor langs onze kust. Een opmerkelijk gegeven: meeuwen waren er toen ongetwijfeld wel al, maar niet als broedvogel. Van onze kust zijn ze in ieder geval niet gedocumenteerd.  Plevieren en dwergstern bleven op het hoogstrand broeden tot na de Tweede Wereldoorlog. Snel nadien zorgde het opkomende massatoerisme op het strand ervoor dat het heel snel bergaf ging voor die soorten. Open en bloot nestelen op het strand is nu eenmaal niet te combineren met voortdurende verstoring door strandgasten.

Het Zwin brengt redding

Net in de periode dat het opkomende kusttoerisme de weinige kustbroedvogels aan de Belgische kust de das dreigde om te doen, vond in het Zwin in Knokke-Heist een belangrijke ontwikkeling plaats. In 1952 richtte graaf Léon Lippens het Zwin in als particulier natuurreservaat, een van de allereerste beschermde gebieden in België. Het was een gevolg van de grote watersnoodramp van 1953 en de beslissing om de Internationale Dijk in het Zwin te verhogen. Graaf Lippens greep eind de jaren ’50 die kans met beide handen om een natuurontwikkelingsproject avant la lettre te realiseren. Het materiaal voor de dijk kwam uit drie grote putten in de Zwinvlakte. Eens deze putten waren volgelopen met water, vormden de daarin aangelegde kleine eilandjes een uitermate geschikt broedbiotoop voor kustbroedvogels. De resultaten lieten niet lang op zich wachten. Er vonden vrijwel meteen broedgevallen plaats van zilvermeeuw, kokmeeuw en visdief. Die laatste twee soorten liepen al snel hard van stapel, met broedkolonies van duizenden kokmeeuwen en een paar honderd visdiefjes. Dwergsterns vestigden zich ook, maar verdwenen even snel als ze gekomen waren. In latere jaren vervoegden zwartkopmeeuw, stormmeeuw en kleine mantelmeeuw het lijstje van kustbroedvogels in het Zwin. Tussen de tweede wereldoorlog en het begin van de jaren ‘80 was het Zwin de enige noemenswaardige broedplaats van kustbroedvogels langs de Belgische kust.

Onbewuste boost door industriële ontwikkeling

Zeebrugge toplocatie voor kustbroedvogels in NW-Europa

Allesbehalve een stabiele situatie…

De situatie was echter niet stabiel. Door voortschrijdende vegetatiesuccessie – het proces waarbij de meeste natuurlijke gronden, zonder ingreep van de mens, vanzelf dichtgroeien – verloren de broedplaatsen in de haven geleidelijk hun aantrekkingskracht. Wat echter nog meer precair was: het havengebied was niet ontwikkeld voor kustbroedvogels maar ten behoeve van grootschalige economische activiteiten. In tegenstelling tot het Zwin, dat als natuurgebied bescherming geniet en biedt aan kustbroedvogels, was dat niet het geval voor de Zeebrugse haven. Spijts de aanwezigheid van internationaal belangrijke aantallen kustbroedvogels, en de middels de EU-Vogelrichtlijn juridische verplichting om broedplaatsen voor kustbroedvogels in de haven te behouden, dreigde een catastrofe voor sternen en plevieren. En alsof dat nog niet genoeg was, ging deze evolutie gepaard met het einde van de hoogdagen voor kustbroedvogels in het Zwin. De populaties kustbroedvogels liepen er snel terug door voortdurende habitatverslechtering. De verzanding van de Zwinvlakte leidde tot een steeds meer gesloten vegetatie, tot het dichtslibben van kreken en daardoor tot het verdwijnen van de broedeilandjes. Het kon niet uitblijven. Kort na de eeuwwisseling was het over and out: er waren geen kustbroedvogels meer in het Zwin!

Natuurontwikkeling helpt het tij (deels) keren

Een ‘sterneneiland’ als veilige haven

Grootschalige natuurontwikkeling in het Zwin, een nieuw broedgebied in Oostende

Een blik op de toekomst

Recreatief zeevissen – een hobby met karakter

De recreatieve zeevisserij in België was tot voor kort een blinde kennisvlek. Nieuw onderzoek door VLIZ en ILVO biedt nu een inkijk in de wereld van deze hobbyvisser. Wie zijn ze en waar komen ze vandaan? Wat vangen ze en hoeveel kost hun hobby? Die wetenschappelijke aanpak lijkt de hobbyvisser overigens wel te bekoren. Hij stapt intussen vrolijk mee in het onderzoek en helpt vorsers te achterhalen waar onze zeebaars vertoeft of wat een ecologisch alternatief kan zijn voor vislood. “Partners in science”, zo zien we het graag!

Wat is recreatief zeevissen?

Een veelheid aan technieken

Hoe ‘vrij’ is de recreatieve visser?

Wie is die Belgische recreatieve zeevisser?

Eerste schattingen leren dat België minstens 3.000 actieve recreatieve zeevissers telt, waarvan ruim de helft (57%) hengelt vanop een vaartuig. De hobby is hoofdzakelijk in trek bij mannen (98%), die meestal verslingerd zijn aan het vissen. Ongeveer twee derde van de vissers blijkt afkomstig uit de enige kustprovincie, West-Vlaanderen. De gemiddelde leeftijd van de recreatieve zeevisser bedraagt 56 jaar, wat suggereert dat de hobby vooralsnog minder in trek is bij jongeren.

Ongeveer een op de drie vissers geeft aan lid te zijn van een visclub of een sectorgebonden vereniging of organisatie, terwijl slechts 13% vist in wedstrijdverband. Zowel het lidmaatschap als de deelname aan viswedstrijden varieert sterk naargelang de techniek. Zo blijken nagenoeg alle paardenvissers en ruim de helft van de bootvissers (hengel en sleep) lid te zijn van een organisatie en neemt 20% van de bootvissers soms deel aan wedstrijden. Bij de strandhengelaars daarentegen is slechts een op de tien actief in het verenigingsleven.

Het mag intussen wel duidelijk zijn dat recreatief zeevissen een hobby is met verschillende facetten en uitdagingen. Dit unieke ‘karakter’ van de recreatieve zeevisserij verschilt van land tot land en kent ook grote regionale verschillen. In de eerste plaats is er een sterke variatie in de beviste soorten en de hiermee gerelateerde vangsttechnieken. Belgische recreatieve zeevissers zijn een goed voorbeeld, met niet minder dan 33 verschillende gevangen soorten. Ook het doel van de vistrip kan verschillen. Waar vissers in Engeland en Noorwegen na het vangen hun vis nagenoeg onmiddellijk weer de vrijheid schenken (het zogenaamde ‘catch & release principe’), vist de Belgische visser eerder voor eigen consumptie.

Hoe groot is de vangst?

Verhouding met de commerciële zeevisserij

De recreatieve visserij was met 271 ton goed voor nauwelijks 3,7% van de totale aanvoer.

Economisch relevant of niet?

Hoe weten we dit allemaal?

Op het eerste zicht lijken bovenstaande gegevens voor de hand liggend. Toch was er amper vijf jaar terug in de tijd helemaal niets geweten over de Belgische recreatieve zeevisserij. Gestuwd door de verplichting op Europees niveau om biologische gegevens te verzamelen, werkten het VLIZ en het ILVO voor ons land een uitgebreid en origineel monitoringsprogramma uit2. Nieuw aan de aanpak was dat het gros van het werk niet geschiedde vanuit een kantoorruimte, maar in het veld (‘te land, ter zee en in de lucht’). De kleine Belgische kuststrook leent zich immers uitstekend hiertoe. Tevens bood deze aanwezigheid buiten, alsook een nauwe interactie met de vissers, de onderzoekers een unieke inkijk op hun leefwereld, resulterend in uitzonderlijke kwalitatieve data.

Naast het uitgebreide veldwerkprogramma steunen de resultaten in belangrijke mate (sinds 2017) op de vrijwillige vangstrapportages van een 300-tal recreatieve zeevissers. Via het zogenaamde ‘logboek’ dienen de vissers op vistripniveau hun vangsten, alsook de toegepaste techniek, locatie, duur, etc. op te geven. Via een online portaal (www.recreatievezeevisserij.be/Logboek/) kunnen al deze gegevens efficiënt verzameld worden. Door deze vangstgegevens te koppelen aan de verwerkte velddata (bv. aantal visuren op jaarbasis per techniek) krijg je een beeld van de totale vangsten.

2Gesteund vanuit de federale overheid (FOD Leefmilieu – Dienst Marien Milieu), Vlaanderen (Nationaal Dataverzamelingsprogramma) en de Provincie West-Vlaanderen.

Een waardevolle samenwerking

De samenwerking houdt hier niet op. Zo ondersteunen de recreatieve zeevissers binnen het kader van wetenschappelijke opdrachten de onderzoekers door hun vaartuigen en kennis over vislocaties en vangsttechnieken beschikbaar te stellen. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij onderzoek naar trekroutes en plaatstrouw van vissen, met zenders en tags.  In het project ‘Populatiedynamica Zeebaars’ helpen recreatieve zeevissers met het vangen en merken van zeebaars in de voorhaven van Zeebrugge. Bij vangst van een gemerkte of van een zender voorziene vis, staat de visser het exemplaar af aan de wetenschap. Een waardevolle bijdrage tot de kennis over visbewegingen.

In 2019 stond het thema ‘visloodvervangers’ centraal. Lood is een giftig zwaar metaal. Het gebruik (en het verlies) ervan dient zoveel als mogelijk beperkt te worden. De unieke eigenschappen van lood (kneedbaar, laag smeltpunt, relatief lage kost, hoog soortelijk gewicht) maken het evenwel niet eenvoudig om met milieuvriendelijke evenwaardige alternatieven over de brug te komen. Samen met de vissers schatte een testproject met milieuvriendelijke werpgewichten de gebruikseigenschappen van deze alternatieven in om aanbevelingen te formuleren voor een toekomstgericht beleid.

En in 2020 vond opnieuw een samenwerking plaats met het oog op het in kaart brengen van de impact van de lockdown-maatregelen (Covid-19) op het sociaal welzijn van de visser, het spendeergedrag en de vangsten. Zo kenden de vissers een licht verminderd algemeen welzijnsgevoel en vervijfvoudigde het aandeel (tijdelijke) werklozen binnen de actieve bevolking onder de respondenten. De directe uitgaven op dagniveau bleken dan weer met 84% te zijn teruggeschroefd tijdens de lockdown-periode in vergelijking met de maanden ervoor.

Nog meer interesse?

Heeft bovenstaande je interesse in de recreatieve zeevisserij aangewakkerd en wens je meer informatie over het monitoringsprogramma of de samenwerkingsprojecten? Ben je zelf een recreatieve zeevisser en wens je bij te dragen tot het opvolgprogramma door je vangsten te registreren? Of ben je gewoon op zoek naar de plaatselijke regelgeving? Dan kun je terecht op www.recreatievezeevisserij.be. Niet onmiddellijk gevonden wat je zoekt? Neem dan rechtstreeks contact op via info@recreatievezeevisserij.be.

Verleye T., S. Dauwe, F. van Winsen & E. Torreele (2019). Recreatieve zeevisserij in België anno 2018 - Feiten en cijfers. VLIZ Beleidsinformerende Nota's, 2019_002. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ): Oostende. ISBN 978-94-920-4372-6. 86 pp.

Verleye T. & L. Devriese (2019). Valt er te zwichten voor loodvrije werpgewichten? De haalbaarheid van het gebruik van visloodalternatieven in de recreatieve hengelvisserij op zee. VLIZ Beleidsinformerende Nota's, BIN 2019_003. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ): Oostende. ISBN 978-94-920-4380-1. 28 pp.

Verleye T., S. Dauwe & E. Torreele (2020). De impact van de coronacrisis op de recreatieve zeevisserij - De socio-economische en ecologische effecten van de nationale coronamaatregelen op de Belgische recreatieve zeevisserij. VLIZ Beleidsinformerende Nota's, 2020_005. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ): Oostende. ISBN 978-94-92043-99-3. 22 pp.

De zee gewijd van De Panne tot Doel

Jaar na jaar wordt ’s zomers de zee gezegend in tal van kustgemeenten. Het is altijd een feestelijk moment, maar dit jaar was het anders. In vele gevallen werd het gebeuren geannuleerd, ofwel ging het door in een sterk vereenvoudigde formule met amper toeschouwers. We blikten daarom even terug naar vorige zeewijdingen.

Vlaggen zwaaien in Blankenberge

Memento voor zij die ‘gebleven’ zijn

Zegen en roze rook

Wanneer daarachter de vissersvrouwen passeren, is het wel even slikken.

De redders houden de wacht

De reddingsboot vaart weer naar het strand toe. Nu staat iedereen aan de vloedlijn, kijkend hoe twee redders de priester uit de boot hijsen zodat hij met droog gewaad weer aan land geraakt. En weer hoopt iedereen dat er toch een keer een klein nat accidentje van komt. Tim die de boot bestuurde komt even op het strand voor een babbel, maar van de hoofdredder krijgt hij maar twee seconden, want “het is mooi weer en het is superdruk voor ons, wij moeten meteen aan de slag!” Daarom regel ik het interview met Tim een week of zes later, op een dag fin de saison, een dag dat het miezert en waait, een typische Noordzeezomerdag waarop geen kat zich in zee waagt. Tim is het adjunct-diensthoofd. Zijn dagdagelijkse taak bestaat er vooral in om met de boot de zee op te gaan en zo toe te zien of er geen zwemmers of surfers in de problemen komen. Vandaar dat hij ook de honneurs waarneemt tijdens de zeezegening. Niet dat hij zoveel geloof hecht aan de bescherming van hogerhand. “Belangrijker is dat mensen die gaan zwemmen geen dommigheden doen. Wij zorgen voor de bewaakte zones en daar is het perfect veilig.”

Het lijkt me een heerlijke job, op zo’n boot heen en weer varen. “Meestal is dat ook wel zo”, geeft hij grif toe, “maar wees gerust dat het geen pretje is als het wat ruiger weer is en koud. Dan zit je toch wel een dag op die boot, weinig zin om te eten, want je boterhammen zijn ondertussen nat van de regen en het buiswater.” Waarom ze bij slecht weer als vandaag niet gewoon de oranje of rode vlag uitsteken, wil ik weten. “Ook als het wat minder weer is en de stroming is niet al te gevaarlijk, dan hangen we inderdaad de groene vlag uit. Als het niet al te zwaar weer is, kan er best gezwommen worden wanneer wij toezicht houden. Ook wanneer het slecht weer is, staan we er, elke dag van de zomermaanden. Vanop het strand en vanop het water zorgen we voor veiligheid. Ook voor die éne zwemmer die, ondanks het slechte weer, toch de baren wil trotseren. Dat is een service die we bieden.”

Een nieuwe wind waait door het kusterfgoed

Dat de zegen uitspreken over de zee een oude traditie vormt die stamt uit het vissersverleden, is een feit. Maar van wanneer dit gebruik precies dateert, is een moeilijker kwestie. Allicht al van toen de vissers het zeegat kozen, zullen er processies en rituelen zijn geweest om de zegen af te smeken van God en al zeker van Maria, Ster der Zee. Maria als symbool voor de beschermende moeder.

In het krantje Woelig water dat LECA, het Landelijk Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag, in samenwerking met verschillende partners waaronder Kusterfgoed een paar jaar geleden uitgaf, staan heel wat interessante zaken. Toch is er weinig te lezen over de ontstaansgeschiedenis van de zeewijdingen. Reden is dat een algemeen naslagwerk ontbreekt. Wel is er een en ander terug te vinden in lokale heemkundige publicaties. Zo was de zeewijding in Blankenberge gekoppeld aan de grote kermis, de zondag na Sint-Jan. Ook is er, mits intensief opzoekwerk, een en ander terug te vinden in oude kranten. Daarin staat niet alleen waar en wanneer de zegening plaatsvond, maar wordt ook melding gemaakt van speciale treinen die in bepaalde jaren ingelegd werden voor mensen uit het binnenland die de viering wilden bijwonen.

Rond 1965 maakten heel wat gemeenten komaf met hun zeewijding. Zo vond de laatste zeewijding in De Haan plaats in 1967. Als kind liep ik mee in die laatste processie, in een rood kleedje met engelenvleugels. De herinnering is vaag, alleen voel ik nu nog hoe de ijzeren beugels van die vleugels pijnlijk schuurden aan mijn schouders. In De Haan is het allicht een voltooid verleden verhaal, maar niet zo in vele andere kustgemeenten die rond 1990 nieuw leven in het evenement bliezen. Dat het naast de religieuze invulling ook een toeristische troef is, zal daar niet vreemd aan zijn. Maar wellicht ligt ook de groeiende interesse voor zee, visserij en kusterfgoed aan de basis van deze revival.

Het drama van de Shamrock II

Het Heilig Kruis van Wenduine

Interesse?

Verspreid over onze kust zijn er nog diverse zeewijdingen, elk met zijn eigen spirit, zijn eigen identiteit. Omdat dit een toch wel typische gebruik is voor onze kust, geeft erfgoedcel Kusterfgoed jaarlijks een kalender uit met de verschillende zeewijdingen en met, bij uitbreiding, de vissersmissen langs de hele kust. In de loop van maart is deze kalender te verkrijgen in de toeristische kantoren van de kustgemeenten. Zo is er op Pinkstermaandag niet alleen in Wenduine maar ook in Nieuwpoort een zegening van de schepen die aan de kaai liggen. En met ‘Oostende voor Anker’ wordt het gecombineerd met een rondvaart op zee. In Zeebrugge is er een openluchtmis aan het visserskruis en in Oostduinkerke zijn natuurlijk de paardenvissers van de partij. In Bredene figureert het kapelletje in het gebeuren en na de mis stapt iedereen naar de vloedlijn waar een klank- en lichtspel plaatsvindt. In De Panne is er geen zeewijding, maar bakken de Pannebakkers visjes na de vissersmis (in het dialect gelezen).

Wat niet is opgenomen in die kalender, is de Scheldewijding in Doel. Ook dat is een jaarlijks gebruik op een zondag rond 10 augustus.

Lijk Petrus wand’lend op de baren

Meer lezen:

Digitale link krantje ‘Woelig water’: www.kusterfgoed.be/krant-woelig-water/

Digitale link kalender zeezegeningen: www.kusterfgoed.be/projects/zeezegeningen/ (onder jaarlijkse kalender)

Scholeksters en mossels

Najaar. Op het strand zijn de scholeksters terug. Ik hoor hun karakteristieke en luidruchtige tepiet tepiet. Veel Scholeksters die bij ons komen overwinteren, verblijven ‘s zomers ergens in Nederland. Daar broeden ze. Dat kom je te weten dankzij kleurringen. Sommige individuen zie ik dan elk jaar terug, op hetzelfde stukje strand waar ze een gedekte tafel vinden. Het is een blij weerzien, toch van mijn kant. De scholeksters, die doen gewoon hun ding. Ze zijn zoals steeds druk in de weer, meestal in groepjes opererend: voedsel zoekend, onder elkaar ruziënd, veel driftig heen en weer lopen. Echte druktemakers. Opvallen doen ze in elk geval. Het zijn stevige vogels met een zwart en wit verenkleed (ekster!), een felrode bek, lange roze poten en priemende rode oogjes. De dandy’s van het strand, en niet vies van een beetje drama.

De ene mossel is de andere niet

De dans van de scholeksters...

Een perfect gebouwde snavel

Hameraars en stekers. Welke techniek ze gebruiken leren ze van hun ouders. En je herkent ze aan de vorm van hun snavel. Hameraars hebben een afgestompte snavel, de stekers hebben een scherpere, beitelvormige snavel. Deze specifieke slijtage toont aan dat een bepaald dier ook steeds dezelfde foerageermethode gebruikt. Individuen gebruiken meestal een van beide technieken, enkelingen zijn beide technieken de baas. Bij het veranderen naar een andere manier van schelpen openen verandert het slijtagepatroon van de bek. Na 10 tot 26 dagen heeft de vogel een nieuwe snavelvorm.

Vooral het losbeitelen gebeurt met een haast niet te geloven vaardigheid. Een ervaren Scholekster voltooit de hele operatie in ongeveer 20 tot 30 seconden. Geen wonder, dat aan het eind van laagwater het strand naast de strandhoofden bezaaid ligt met leeggegeten mosselschelpen. Maar ook efficiënt. Scholeksters zijn dan ook de enige kustvogels die zich alleen met mossels kunnen voeden, al lusten ze ook wel pieren en andere schelpdieren. Meeuwen en kraaien doen er veel langer over. Geen enkele vogel doet ze het na. Hoe handig een scholekster daarin wel is, merk je pas wanneer je probeert om met een mes hetzelfde na te doen!

Alikruiken of ‘kreukels’

Het was al lang geleden dat we nog eens alikruiken (Littorina littorea) als borrelhapje hadden gegeten. Bij thuiskomst van de supermarkt kieperde ik het bakje zwarte slakjes in een schaal en voorzag voor elke tafelgenoot een kurk met enkele speldjes nodig om de zilte inhoud uit de schelpen te peuteren. Nog juist de drankjes serveren, dacht ik …

Beweging aan tafel

Op rotsen en stenen, gegeten sinds jaar en dag

Alikruiken leven op een harde ondergrond, waar ze met hun rasptong algen en zeewier afgrazen. Aan de zandige Belgische kust vind je ze dan ook alleen maar op strandhoofden, dijken en staketsels, in het getijdengebied dat droogvalt tijdens laagwater. Waar ze kunnen, schuilen alikruiken bij eb het liefst in getijdenpoeltjes, op oesterbanken of tussen wieren. Als deze er niet zijn, sluiten ze hun schelpje af met een doorzichtig geelbruin dekseltje (operculum) en wachten ze geduldig het opkomende getij af. Leuk weetje: als je een aantal alikruiken in je hand tegen elkaar schudt, komen de slakken tevoorschijn. Ze denken dan dat het hoogwater is en tijd voor een wandeling!

In Zeeland en Frankrijk is het op bepaalde plaatsen toegestaan om recreatief alikruiken te verzamelen. Dit houdt in dat je je eigen portietje mag plukken. In België mag het niet, omdat er te weinig zijn. Belgische vishandelaars kopen hun alikruiken vooral in via Nederlandse toeleveranciers. Alikruiken zijn zeer algemeen in de Waddenzee en Deltawateren, maar toch komen de door hen verkochte alikruiken vooral uit Ierland en het Verenigd Koninkrijk (periwinkles). Heel soms komen er ook alikruiken uit Bretagne, Frankrijk (bigorneaux) op onze markt terecht. Merkwaardig is dat deze vaak een stuk groter zijn van formaat (jumbo: 140-180 exemplaren in een kilo).

Kreukels staan in het Noordzeegebied overigens ook al sinds prehistorische tijden op het menu. Archeologen vonden hopen huisjes van deze slakken in Denemarken, Schotland en Frankrijk. In Zeeland is het traditie om met Pasen gekookte ‘krukels’ te serveren met krentenbrood. En in Bretagne vindt een heus wereldkampioenschap ‘om het verst alikruiken spuwen’ plaats.

Verwateren, koken en peuzelen… mét staartje

De grootleveranciers laten de alikruiken, vooraleer ze levend op de markt te brengen, voor korte tijd verwateren in bassins met proper zout water. De slakken moeten van op de bodem omhoog kruipen langs plastiek flappen of buizen die in het water hangen. Zo maakt men onderscheid tussen dode exemplaren – gestorven tijdens het transport – en levende. Vishandelaars koken de alikruiken, na grondig spoelen, in een krachtige bouillon. Zo liggen ze in de toog van viswinkels of marktkramen. Meestal dus …

Eens je erin geslaagd bent het volledige diertje met een speld en een korte polsslag los te peuteren, kun je het met alles erop en eraan in je mond stoppen. Dus ook met het bruine krulletje helemaal op het einde. Dit is niet de darm of de ontlasting, maar de spijsverteringsklier van het diertje. Bij geslachtsrijpe exemplaren (met schelp groter dan 11 mm) liggen de vertakte geslachtorganen er ook nog eens bovenop. Helemaal opgedraaid, tot in het uiterste topje van de schelp. De darm van een alikruik mondt dan weer uit juist boven de kop, dicht bij de opening van de schelp. Ja, de alikruik houdt zijn huisje liever proper!

Lees meer: VLEET – zee- en kustencyclopedie: gewone alikruik | www.vleet.be/nl/gewone-alikruik

Met medewerking van: Raymond Simons, Jaap Broodman, Maarten du Bois en Romeo Rau

Kan je grijze garnalen kweken?

In de diepvriesafdeling van de supermarkt vinden we ze in overvloed: reuzegrote, tropische garnalen uit aquacultuur of kweek. Maar wat met het kleine, superlekkere wilde grut uit onze Noordzee? Is het mogelijk om ook onze grijze garnaal te kweken? Misschien zelfs tot een groter formaat of voor jaren waarin wilde populaties grijze garnalen het moeilijk hebben?

Niets is wat het lijkt…

Kannibalisme troef, alsnog geen échte kweek

Waarom vangen we dan niet gewoon wat wilde garnalen en kweken ermee verder in aquacultuurtanks? In 2007-2008 liep een poging om grijze garnaal intensief te kweken op niets uit. De grijze garnaal trok zijn neus op voor de commercieel beschikbare voeders voor garnaal- en viskweek en om die reden werd de piste van de kweek van grijze garnaal verlaten. Onderzoek naar andere facetten van verwerking van grijze garnaal bleef wel doorgaan, waaronder het in leven houden aan boord, het optimaliseren van het kookproces en het verlengen van de houdbaarheid zonder bewaarmiddelen. Tezelfdertijd groeide de kennis over de levensomstandigheden, de voortplanting en het dieet van de grijze garnaal, en dit in vergelijking met andere soorten.

Als snel leek de tijd rijp voor een nieuwe poging, op basis van wild gevangen, eidragende vrouwtjes. Maar al bij de eerste stap liep het fout: de volwassen dieren peuzelden de pas ontloken larfjes op, in plaats van het aangeboden voer. De oplossing: de eieren afzonderen en apart verder incuberen. De volgende stap was het grootbrengen van die larfjes. Ook hier faalden de bestaande technieken gebruikt bij andere garnaalsoorten. De sleutel voor succes bleek de aanwezigheid van een stevige stroming, een juiste temperatuur (18°C), en een aangepast dieet van pas uitgeslopen pekelkreeftjes en micro-algen. ILVO-onderzoekers slaagden erin om de larfjes in hoge dichtheid (300 garnalenlarven per liter) op te kweken, met 80% overleving na 30 dagen. Toen die baby-garnaaltjes na 3 à 4 weken een nieuwe gedaanteverwisseling ondergingen en van de waterkolom verhuisden naar de zeebodem, dook een nieuwe hindernis op. De grotere garnaaltjes aten de kleinere op. Onnodig te zeggen dat dit kannibalisme nefast is in kweekomstandigheden waarin de dieren dicht op elkaar zitten, zoals bij intensieve aquacultuur. Ook door voldoende zand in de tanks te voorzien, waarin de garnalen zich kunnen verstoppen, bleven de sterftecijfers hoog.

En daar staan we vandaag. Het ILVO slaagde er dan wel in om de grijze garnaal onder laboratoriumomstandigheden tot twee generaties ver te kweken, maar nu dienen deze kweektechnieken te worden opgeschaald. Onderzoek binnen nog lopende projecten moet nu uitwijzen of het mogelijk is de triggers voor kannibalisme uit te schakelen en alle resterende hindernissen te overwinnen. Grijze garnalen commercieel kweken, met behoud van smaak en kwaliteit, is misschien nog niet voor morgen. Maar het lijkt ook geen verre droom meer. Intussen moeten we het doen met de wilde grijze garnaal.

Zorgen voor morgen?

Tijdens deze coronacrisis krijgt de zorgsector heel veel aandacht, terecht. Niet in het minst aan zee. De zorgvraag in de kustzone en bij uitbreiding in de rest van West-Vlaanderen is immers hoog. Dit is vooral te wijten aan een hoge vergrijzings- en ontgroeningsgraad. In 2018 werkten 28.901 personen in de kustzone in de zorgsector ofwel 15,7% van de beroepsbevolking.

De DoeDoos op Drift

Lynn en Sarah, vroeger bouwden ze samen vlotten in de scouts, vandaag willen ze kinderen zoveel mogelijk zelf laten experimenteren. Lynn Bruggeman, auteur van knutselboek Vuile Vingers en Sarah Ostyn, projectmanager bij vzw Blenders, bundelden hun gemeenschappelijke passies in een educatief project met een knipoog naar de zee: de DoeDoos Op Drift.

‘Out of the box’, zo denken kinderen

Voor elk wat wils

In samenwerking met Lynn was de inhoudelijke keuze voor een volgende DoeDoos snel gemaakt. Herinneringen aan bootjes bouwen op het strand bleek een prima basis voor een hele waaier aan leermogelijkheden. Verschillende uitdagingen sluiten wonderwel aan bij allerlei inhouden. Zo stimuleert het bouwen van een drijvende boomhut van maar liefst 13 verdiepen ruimtelijk inzicht. Een eiland met levensgrote ijslolly’s kan dienen om het drijf- en zinkvermogen te onderzoeken. Al het aangeboden materiaal biedt een springplank naar nóg meer mogelijkheden. Waarom blijft ijs drijven, als het ook gewoon maar water is? En wat gebeurt er met je zelfgebouwd bootje wanneer je stevig in de zeilen blaast of wanneer er storm op zee is? Misschien kan je hierdoor het effect van het klimaat wel onderzoeken. Geknutselde zeemeermannen kunnen het vertrekpunt zijn om rond boten en transport te werken. Wie weet varen de bootjes wel tussen een groepje eilanden die met ‒ zelfgemaakte! ‒ bruggetjes verbonden zijn. Een stad op palen bouwen kan dan weer de link vormen naar de zeespiegelstijging en steden van de toekomst. Plastic voorwerpen omvormen tot vissen of andere kunstwerkjes kan kinderen bewust maken van plastic soup en microplastics. Daarnaast kan ook zelf gesprokkeld strandjuttersmateriaal de basis zijn om recyclage onder de loep te nemen.

Een kant-en-klaar stappenplan naar een afgewerkt product vind je niet in de doos. De meegeleverde fiches dagen de begeleider uit om met een open opdracht aan de slag te gaan. De vrijheid om te experimenteren staat centraal, evenals inventief en kritisch zijn. Net het ontbreken van een stappenplan zorgt dat verschillende leeftijden er mee aan de slag kunnen. Kinderen zoeken met het aangeboden materiaal zelf naar nieuwe mogelijkheden, spelideeën en oplossingen. Ze werken samen en gaan verhalend aan de slag. Vaardigheden die door gebrek aan tijd en ruimte soms op de achtergrond geraken, maar in deze veranderende wereld van groot belang zijn.

Overal inzetbaar én duurzaam

De DoeDoos bestaat in verschillende uitvoeringen. De basisversie voorziet materiaal voor 1 tot 3 kinderen, de L-versie kan 8 tot 12 ‘jonge vorsers’ aan en de XL-versie is gericht op groepen tot 30 kinderen. Het maakt niet uit waar je ermee aan de slag gaat: in de klas, thuis, in de buitenschoolse opvang, in jeugdbewegingen. Vzw Blenders staat voor een duurzame en toekomstgerichte aanpak. Voor de invulling van de dozen werken ze samen met Belgische leveranciers die oog hebben voor duurzame materialen. De samenstelling van de dozen gebeurt door maatwerkbedrijven.

Wil je meer weten?

Ze laten zich vallen als een steen: op zeepierenjacht met Denise en Roger

Vraag je in Oostduinkerke naar verhalen over ‘aasdelvers’, dan kom je onvermijdelijk uit bij Denise. Een zeldzame vrouw in deze branche, maar onovertroffen in haar kunde. Vandaag is Denise Desaever 91 jaar oud. Ze hing haar spa al decennia geleden aan de haak. Maar samen met haar zoon nog eens terugblikken op hun gedeelde passie, dat doet Denise met plezier.

Op zoek naar pieren

Van vader op dochter, van moeder op zoon

Spaatje op de rug en emmer bij de hand: zo zag zoon Roger zijn moeder Denise van jongs af aan vertrekken op haar bromfiets. En net zoals Denise mee op pad ging met haar vader, kreeg zij algauw het gezelschap van de nauwelijks 7 jaar oude Roger. Het zakcentje dat die pieren hem als jongeman opleverden, was mooi meegenomen. Hét beste moment om aan de slag te gaan? Van een halfuurtje voor tot een uurtje na het laag water. Zeker bij springtij was de buit veelal groot, en ook ‘binnenwind’ (zuidenwind) was ideaal, want dan trok het water verder af. De natuur bepaalde de beste momenten. Elf uur ’s avond of vier uur ’s nachts: het maakte niet uit. Zelfs de winterkoude kon hen niet stoppen. “Kun je geloven dat ik dat vandaag soms nog voel”, mijmert Denise, “die tinteling in mijn vingers van de koude? Mijn handjes zijn vaak bevroren geweest.” Gelukkig werd het harde werk nadien vaak beloond met een dorstlessende Geuze op café bij Gerarda, of met een koffie mét druppeltje, voor de liefhebbers. “Je zou naar zee gelopen zijn, enkel om dat druppeltje te mogen drinken”, lacht Roger.

Met gele handen

Op het strand zelf werden de ingewanden uitgeduwd, waarna thuis het resterende vocht verwijderd werd en de gezouten pieren op planken konden drogen. In wintertijden gebeurde al het kuiswerk thuis. Samen wormen uitduwen, met gele handen die enkel met javel nog proper te krijgen waren. “En daarna gezellig met zijn allen een patatje eten op diezelfde tafel”, lachen Denise en Roger. Die ‘patatjes’ waren trouwens klaargemaakt door de vader des huizes. “Moeder ging gaan delven, en vader was thuis om voor het eten en de kinderen te zorgen. De omgekeerde wereld”, knikt Roger. Vandaag worden de pieren niet langer gedroogd, maar ingevroren. Een beetje zout erop, per 10 verpakken, en dan in de diepvries. Een mooie voorraad aas voor de winter.

Vroeger en nu

De ‘Zee als Goed Doel’ breidt uit

Vele kleintjes maken een groot. Dankzij jullie giften, ledenbijdragen, sponsoring, aankopen uit de Sea & Science collectie, etc. verhogen de inkomsten voor ‘De Zee als Goed Doel’ jaar na jaar. Via deze filantropiewerking van het VLIZ steunen jullie wereldwijd mariene wetenschappers in hun onderzoek, en draag je bij aan een gezonde en productieve zee.

Wat is

Wat zal komen

Door de verhoogde inkomsten kunnen we, naast deze lopende investeringen, nu ook inzetten op nieuwe projecten en fondsen. Deze hebben veelal een internationale focus met als doel de interactie tussen buitenlandse en Belgische wetenschappers te versterken. Zeeonderzoek kent immers geen grenzen.

• Brilliant Marine Research Idea beurzen nu ook voor wetenschappers uit het Zuiden en voor postdoc’s

Vlaamse doctorandi stimuleren om buitengewone ideeën te verkennen en ‘out of the box’ te denken. Dat was het initiële doel van de Brilliant Marine Research Idea beurzen. Aansluitend bij onze Noord-Zuidwerking, nodigen we vanaf nu ook doctorandi in het Zuiden uit om mee te dingen naar een beurs. Een voorwaarde hierbij is dat ze een link met een Belgische wetenschapper hebben. Verder breiden we, via een aparte competitie op Vlaams niveau, de beurs uit waardoor ook junior postdoctorale onderzoekers extra steun kunnen krijgen. Elke BMRI-beurs heeft een maximumwaarde van 5.000 EUR.

• Conferentie reisbeurs voor jonge Afrikaanse mariene wetenschappers

Binnen onze Noord-Zuidwerking verfijnen we het concept van de reisbeurzen. Hierdoor kunnen jonge Afrikaanse onderzoekers deelnemen aan een in België georganiseerde internationale, mariene conferentie overeenstemmend met hun expertise. Communicatie rond de beschikbaarheid en de voorwaarden van de beurs lopen samen met de promotie van de conferentie.

• Ostend working group for inter/multidisciplinary scientific marine papers

‘De Zee als Goed Doel’ plant om internationale experten uit te nodigen om samen een impactvolle publicatie te schrijven over een onderzoeksthema dat de grenzen tussen de disciplines (biologie, geologie, ingenieurswetenschappen, etc..) overstijgt en verbanden legt. Het thema varieert jaarlijks. De klemtoon ligt op kennisintegratie en het uiteindelijke doel is een wetenschappelijke publicatie (A1). Het concept onderscheidt zich van reeds bestaande formats doordat de nadruk hier ligt op de inter- of multidisciplinaire benadering. Het filantropiebudget staat in voor de reis- en verblijfskosten.

Jij kan het zeeonderzoek vooruit helpen!

Met een gift of via een VLIZ-lidmaatschap investeer jij in wetenschap. Je donatie is welkom op de filantropierekening IBAN BE70 0017 1687 3425 (BIC GEBABEBB) van het Vlaams Instituut voor de Zee vzw. Donaties vanaf 40 EUR zijn fiscaal aftrekbaar. Je kan tevens VLIZ-lid worden vanaf 30 EUR via vliz.be/lidmaatschap. Meer informatie over De Zee als Goed Doel: www.vliz.be/nl/uw-bijdrage.

Zeewoorden

Wij zochten de betekenis van enkele intrigerende zeewoorden voor u op.

Het Scheur

Het vaarwater Scheur staat vandaag bij zeevarenden synoniem voor de belangrijkste vaarroute naar en vanuit de haven van Zeebrugge en de Westerschelde. Minder bekend is dat deze geul, ten noorden van de zandbanken Wandelaar en Bol van Heist, nog maar een dikke vijftig jaar in haar huidige vorm bestaat. Vóór 1963 was er enkel de Wielingen als hoofdvaarwater in de Westerscheldemonding en vormde het Scheur nog geen vaarwater maar een voor zeeschepen niet toegankelijke geul.

De openstelling van het vaarwater Scheur in 1963

Eerst waren er de Honte en de Wielingen…

De geschiedenis van de Westerschelde is er een van drastische veranderingen de voorbije honderden jaren, met een hoofdrol voor de “woelige” Wielingen (zie Grote Rede 25). Tijdens dit proces veranderde de vroegere Honte, een grote kreek gelegen aan de Wielingen, in het imposante estuarium dat we nu kennen als de Westerschelde. Vandaag vloeit in de wel vijf kilometer brede monding tussen Vlissingen en Breskens tweemaal per dag 1 miljard m3 zeewater in en uit. Onnodig te zeggen dat deze hydrodynamische krachten vanuit de getijrivier Westerschelde niet zonder gevolgen bleven voor het mondingsgebied: het verdwijnen van verschillende eilanden, het terugdringen van de Vlaamse en Zeeuwse kuststreek, de verzanding van het Zwin en de erosie van banken en geulen in en om de Wielingenpas.

In het begin van de zestiger jaren van de voorbije eeuw achtten de bevoegde autoriteiten het nodig om de toegang voor de scheepvaart naar de Westerschelde beter te ontsluiten. Het idee was om het traject van de diepe Wielingen voor Zeeuws-Vlaanderen via een vaarroute te verlengen tot aan het bestaande Scheur. Het Scheur was immers toen al een geul, die op een natuurlijke manier zo’n meter dieper was dan de geringste diepte in de Belgische Wielingen.

Zich een diepere weg baggerend tussen drempels en scheepswrakken

Een verbinding realiseren kon het best door twee zogenaamde drempels, kleiige ophogingen tussen de banken Bol van Heist en Bol van Knokke en tussen Wielingen en Scheur, weg te baggeren. Tijdens deze baggerwerkzaamheden (april 1960 tot 1965) verrichtte het hydrografisch schip “Paster Pype”, in opdracht van de Dienst der Kust, regelmatige lodingen. Naast die kleiige drempels vormden ook scheepswrakken een hindernis. De Britse torpedojager “Maori” (bouwjaar 1909, lengte: 105m, breedte: 18,1 m), gezonken op 5 juli 1915, lag midden in het Scheur en was bekend bij de autoriteiten. Hoewel in Engeland erkend als oorlogsgraf (“war grave”), moest de bovenbouw er in de loop van 1961-1962 aan geloven. Toen de restanten van deze Engelse torpedojager bij latere verdiepingswerken in het Scheur opnieuw boven de omringende bodem bleken uit te steken, besloot de Tijdelijke Vereniging voor Baggerwerken in 1982 tot de volledige destructieve opruiming.

Nieuwe vaarroute een feit

In het “Bericht aan Zeevarenden” van 21 maart 1963 volgde de officiële aankondiging: de nieuwe vaarroute “Scheur-Wielingen” was een feit! Dit ging gepaard met een totaal nieuwe bebakening over de volle twintig kilometer van dit vaarwater. Hiermee was uiteraard de kous niet af, want over de volledige lengte van het Scheur (van de Wandelaarbank tot de drempel Scheur-Wielingen) moest de vaargeul ook nog minstens 5 meter verdiept worden. En ter hoogte van Zeebrugge in de Pas van het Zand en het Ribzand diende nog een diepe aansluiting met de Scheurpas te worden gemaakt en 6,5 meter te worden uitgebaggerd. Voor wie vandaag het vaargebied vóór Zeebrugge ‒ vanaf de Wandelaarbank tot de Westerscheldemonding ‒ op een gedetailleerde zeekaart bekijkt, valt het op hoe dominant het vaarwater Scheur is geworden. Het vroegere vaarwater Wielingen (van de Wandelaar tot ter hoogte van Cadzand) is wat op de achtergrond geraakt en nog hoogstens een secundaire scheepsroute voor kleinere schepen.

‘Scheur’ als ingeslepen vaargeul

Spleet gaat over in Scheur

Waarom hét Scheur?

Intrigerend is de vraag waarom het toponiem Scheur vergezeld is van het onzijdige lidwoord: Het Scheur, terwijl in de gewone woordenschat het woord scheur een de-woord is, bv. in een zin als De scheur in zijn jas was goed te zien. Een zekere verklaring voor dat genusverschil moeten we schuldig blijven, maar misschien moet die gezocht worden lang de volgende weg. In het Nederlands zijn eigennamen voor landen, dorpen en steden onzijdige woorden, bv. Het meertalige Brussel. Als een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord vaak wordt gebruikt in vaste verwijzende uitdrukkingen naar één welbepaalde plaats, neigt dat woord er, in nogal wat Nederlandse dialecten, toe het onzijdige genus aan te nemen. Grammaticaal gesproken zijn onder meer school en stad de-woorden, maar als er verwezen wordt naar de school of de stad waarmee de spreker het meest vertrouwd is, wordt vaak gezegd het school en het stad, bv. Vandaag moeten de kinderen niet naar ’t school. Moet je vandeweek nog naar ’t stad? In dergelijke zinnen lijkt het woordgeslacht zich aan te passen aan de regel die geldt voor toponiemen. Mogelijk heeft dezelfde genuswissel zich voorgedaan bij scheur, toen dat woord van gewone soortnaam tot vaste plaatsnaam voor een specifieke geul evolueerde.

En wat met de naam Scheurleg of Scheurlag?

Nabij het Scheur ligt een plaats met de naam Scheurleg of Scheurlag, die al vermeld staat op zeekaarten uit de 17e eeuw, onder andere van Johannes van Keulen, Pieter Goos, Hendrick Doncker en Nicolaes Visscher. Scheurleg is vandaag tevens nog de naam van een straat in Heist, gelegen in een wijk waar tal van straatnamen gevormd zijn met zandbank- en geultoponiemen en visserijtermen. Van de twee variante vormen zal de eerste wel de etymologisch juiste zijn. Het is ook de gebruikelijke vorm in de visserstaal (De Bo i.v. scheurleg, Desnerck i.v. sjheurlég). De samenstelling bestaat uit het toponiem Scheur en het woord leg, een afleiding van het werkwoord leggen, die in de visserstaal gebruikt wordt voor ‘het leggen van het visnet’ en bij uitbreiding ook voor een plek waar de vissers hun netten leggen in diep water. Van de variant Scheurlag, voor zover we weten enkel voorkomend op papier, berust de klinker in het eerste deel wellicht op een dialectische uitspraak met een erg open e-klank, die ten onrechte als een a werd genoteerd.  Het woord lag bestaat noch in het Nederlands, noch in de Vlaamse dialecten in een enigszins hier toepasselijke betekenis.

Met medewerking van:

  • Lic. UG Elisabeth Van Peteghem, Leidend Ambtenaar Baggerwerken, Departement Mobiliteit & Openbare Werken, Maritieme Toegang, MOW Vlaanderen.
  • Ing. Franky Warnier, Leidend Ambtenaar, Baggercel te Zeebrugge. Rtd.
  • Ing. Johan Verstraeten, Leidend Ambtenaar, Afdeling Kust – Vlaamse Hydrografie.
Zeewoorden

Wij zochten de betekenis van enkele intrigerende zeewoorden voor u op.

Kombuis

Bibliografie:

  • De Bo L.L. (1892). Westvlaamsch Idioticon. Gent (facsimile-uitgave, Handzame, 1991)
  • Desnerck R. (2006). Oostends Woordenboek. Oostende. Vierde uitgave
  • Desnerck R. et al. (2009). De woelige Wielingen; Vierboete. De Grote Rede 25: 28-30.
  • EWN = Philippa M., Debrabandere F. & Quak A. (2003-2009). Etymologisch woordenboek van het Nederlands, 4 delen. Amsterdam, Amsterdam University Press. Te raadplegen op http://www.etymologiebank.nl/
  • MNW = Verwijs E. & J. Verdam (1885-1929). Middelnederlandsch Woordenboek. ’s Gravenhage. (http://gtb.inl.nl/?owner=MNW)
  • Van Cauwenberghe C. (1966). Hydrografische analyse van de Scheldemonding ten oosten van de meridiaan 3°05’ tot Vlissingen. Het Ingenieursblad 35 (17).
  • Van der Sijs N. (2010). Nederlandse woorden wereldwijd. Den Haag. Te raadplegen op http://www.etymologiebank.nl/
  • Van Wyk G.J. (2003). Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch (aangehaald i.v. kombuis in de etymologiebank: http://www.etymologiebank.nl/
  • WNT = Woordenboek der Nederlandsche Taal. ’s Gravenhage/Leiden, 1864-1998 (http://gtb.inl.nl/?owner=WNT).

In de branding

indebranding_kustkiekje.jpg

Kustkiekjes (Grote Rede 51)

De zoektocht was niet zo makkelijk dit keer, al vormde de Sint-Rochuskerk op de achtergrond een stevige hint. Die Blankenbergse kerk, gebouwd in 1884-89 in eclectische stijl, toen de badplaats door het opkomende toerisme uit zijn voegen dreigde te barsten en er nood was aan een grotere kerk, is immers te zien vanop het dakterras zichtbaar op de foto. Het dakterras zelf maakt deel uit van het Blankenbergse Belle-époque centrum (www.belle.epoque.blankenberge.be), het interactief bezoekerscentrum dat een ode brengt aan de periode 1870-1914, toen de Europese burgerij een opvallende welvaart kende en Blankenberge zich tot badstad ontpopte. De mozaïekbank is gemaakt met tegeltjes van verschillende Blankenbergse belle-époquewoningen en ook de authentieke glasramen zijn een streling voor het oog.

Jan Seys
indebranding_testerep.jpg

Vaarwel VLIZINE, welkom Testerep magazine

Na 20 jaar VLIZINE, viel in september 2020 deze vernieuwde elektronische nieuwsbrief van het VLIZ in de e-mailbox van de 1400 abonnees. Testerep magazine brengt je info over marien onderzoek en beleid, maar schenkt ook extra aandacht aan innovatie, data en observatie. Visueel sterk en gebruiksvriendelijk, mét ook dieper gravende artikels, is Testerep-magazine.be er zowel voor de wetenschapper, bedrijfsleider, journalist, geïnteresseerde burger, leerkracht als beleidsvoerder.

De naam Testerep verwijst naar het verdronken schiereiland Testerep – de bakermat van het oude Oostende en thuishaven van het VLIZ. Deze plaatsnaam is tevens een knipoog naar het andere magazine van het VLIZ, De Grote Rede.

Op de website www.testerep-magazine.be vind je het meest recente nieuws. Je kunt ook vlot doorklikken naar gelijkaardige artikels en het archief doorzoeken. Maandelijks droppen we een selectie van nieuwsberichten van de afgelopen maand in de mailbox van onze abonnees. Gratis inschrijven op deze nieuwsbrief kan via de knop op de homepagina van de website.

Jan Seys
cvr_boekjedehaan.png

‘Coqsi Coqla’, pittige wandelgids De Haan

De historische villawijk in De Haan is een plezier om door te wandelen. Het is nog aangenamer én boeiender met de wandelgids Coqsi Coqla, die je ook minder gekende hoekjes laat zien. Er is aandacht voor architectuur, maar ook de geschiedenis van de badplaats, een snuifje duinflora en wat taal en literatuur komen aan bod. Het is een boekje dat zowel kinderen als volwassenen aanspreekt. Katrien Vervaele verzorgde de tekst en Laurence Kalman maakte een pittige lay-out met een mix van frisse afbeeldingen en oude foto’s en gravures. Erfgoedcel Kusterfgoed verleende een subsidie en de gemeente De Haan liet de boekjes drukken. Cosqi Coqla kost 4 EUR en is verkrijgbaar in het toerismebureau van De Haan en van Wenduine.

Katrien Vervaele
indebranding_eikapsel.jpg

Eieren rapen aan de Belgische kust

Je ziet ze wel eens op het strand, liggend tussen ander aanspoelsel: de zwart-bruine leerachtige “eikapsels” van haaien en roggen. Maar wist je dat elke soort een ander eikapsel heeft? ILVO en de Strandwerkgroep willen met dit citizen science project strandwandelaars aanmoedigen om aangespoelde eikapsels te fotograferen en te melden. Dat kan via eikapsels.be@gmail.com en/of www.waarnemingen.be, of door de kapsels zelf binnen te brengen in het Bezoekerscentrum Duinpanne (De Panne), SEA LIFE (Blankenberge), Sincfala (Heist), NAVIGO (Oostduinkerke) of het Opvangcentrum Vogels en Wilde Dieren (Oostende). Ook oudere gegevens zijn welkom! Uit de eerste resultaten blijkt alvast dat er de voorbije veertig jaar eikapsels van wel 9 verschillende soorten roggen en haaien aan de Belgische kust zijn gevonden. De hondshaai is met 66% van alle gemelde eikapsels het talrijkst. Op de tweede en derde plaats staan stekelrog en gevlekte rog.

Met dank aan Thomas Baartmans & Ruben Maes (HAS), Guido Rappé, leden van de Strandwerkgroep, Natuurpunt (waarnemingen.be), de VLIZ Bibliotheek en alle vrijwilligers.

Noémi Van Bogaert & Sofie Vandendriessche
indebranding_oesters_en_walvissen.jpg

‘Oesters en walvissen’, nieuw boek over de stamvader van het zeeonderzoek

Pierre-Joseph Van Beneden, de 19de-eeuwse Belgische professor/topbioloog met banden met Oostende, Leuven en Mechelen, herleeft. Op vraag van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), vloeide zijn geromantiseerde levensverhaal uit de pen van auteur Doris Klausing. Het boek Oesters en walvissen: de queeste van professor Pierre-Joseph Van Beneden, de stamvader van het zeeonderzoek’ vertelt dan ook het verhaal van een van de ‘grootste Belgen’.

In zijn geboortestad Mechelen heeft hij een standbeeld en is een straat naar hem genoemd. Toen hij stierf kreeg hij zowaar een staatsbegrafenis. Bovenal was deze baardige, immer vriendelijke professor een absolute topgeleerde van zijn tijd (°1809, †1894). Sterk gelieerd met Mechelen, de stad Leuven waar hij aan de Katholieke Universiteit doceerde, én met de zee en Oostende. Als klein jongetje geraakte hij gefascineerd door het rariteitenkabinet van de Mechelse apotheker Stoffels. Veel later zou hij de levenscyclus van de lintworm ontrafelen en zijn bevindingen in een ‘live-experiment’ avant-la-lettre demonstreren aan collega-professoren en geïnteresseerde pers. Hij geloofde dat alle leven Gods schepping was, maar gaandeweg – mede onder invloed van zijn met Darwin dwepende zoon Edouard – liet hij een opening naar de ‘nieuwe’ evolutieleer. Als studieobjecten koos hij bewust voor zeedieren, net omdat die in veel meer vormen voorkomen. Aanvankelijk liet hij die door vissers vanuit Oostende opsturen naar Leuven. Veel handiger werd het toen hij zijn aanstaande vrouw, Rosalinde Valcke, leerde kennen die dochter bleek van een oesterkweker op de Oostendse Oosteroever. Al snel kreeg hij toestemming om in een bijgebouw van de ‘huitrière’ zeeonderzoek te doen en er internationaal gerenommeerde vorser-vrienden uit te nodigen. Dit privé marien station(netje), tot “Laboratoire des Dunes” omgedoopt, opende zijn deuren in 1843. Bij nader toezicht zou dit het allereerste zeeonderzoeksstation ter wereld blijken te zijn. Het station is vandaag dan wel verdwenen, de nalatenschap van P.J. Van Beneden geenszins.

Te verkrijgen bij het VLIZ, Wandelaarkaai 7, 8400 Oostende of via de webshop, https://shop.vliz.be/collections/boeken/products/oesters-en-walvissen.

Jan Seys
indebranding_kust_klimaat.jpg

Kust en Klimaat – de gevolgen van klimaatopwarming voor de Vlaamse kust, in een handig zakboekje

De Vlaamse kust is een unieke regio binnen het Noordzeegebied. Op een kleine oppervlakte vind je er naast massatoerisme en wereldhavens ook landbouw, natuur en pittoreske dorpen. De regio bevindt zich echter ook ‘in het oog van de storm’ bij de huidige klimaatverandering. Een nieuw zakboekje ‘Kust en Klimaat: Gids voor een gebiedsgerichte aanpak’, gepubliceerd door het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid, legt in heldere taal uit welke klimaat- en milieufactoren aan de kust spelen, wat de gevolgen van klimaatverandering kunnen zijn en hoe we die door samen te werken het hoofd kunnen bieden.

Steven Dauwe
indebranding_graafwerken.jpg

Graafwerken in de duinen

In verschillende duingebieden langs de kust voert het agentschap Natuur en Bos (ANB) van de Vlaamse Overheid dit najaar ingrijpende natuurherstelwerken uit. Daarbij komen grote graafmachines in actie. In het Westhoekreservaat in De Panne werkt het Interreg project VEDETTE aan het herstel van een deel van de voormalige ‘Sahara’. Waar dit stuifduin halverwege de vorige eeuw nog zo’n 100 hectare groot was, groeide het de afgelopen decennia door tal van redenen dicht met o.a. helmgras en duindoorn. Door de vegetatie over een oppervlakte van 7 ha af te graven en te verwijderen, krijgt de wind weer vat op het landschap, wat de biodiversiteit ten goede komt.

In de duinen tussen Knokke-Heist en De Haan gaat tussen september 2020 en eind maart 2021 heel wat aandacht naar het verwijderen van invasieve uitheemse struiken. Met name de rimpelroos (in de volksmond ‘rozebottels’ genoemd) heeft een nadelige impact op de duinnatuur. Waardevol mosduin, duingrasland, stuifduin en struweel geraken overwoekerd, ten koste van de inheemse biodiversiteit. Schrik dus niet als je straks kranen in deze duinen struiken ziet uitgegraven, waarna een mobiele trommelzeef ze van het zand scheidt. Zo kan immers het duin herleven!

Meer info: www.natuurenbos.be/exotenoostkust & www.natuurenbos.be/vedette

Reinhardt Strubbe
indebranding_think_tank_north_sea.png

Think Tank North Sea presenteert eerste visierapporten

Think Tank North Sea is een overlegplatform voor beleidsmakers, industriëlen, wetenschappers en geïnteresseerde burgers. Ze gaan er met elkaar in gesprek en ontwikkelen langetermijnvisies voor de Belgische Noordzee. Twee visierapporten zijn reeds beschikbaar. Working with nature verkent hoe je ‘ecosysteemdiensten’, geboden door de zee, kunt ontwikkelen en inzetten ten behoeve van welzijn en blauwe economie. In Living with climate change komen bekommernissen en acties aan bod, die schetsen hoe je in de kustzone kunt omgaan met klimaatverandering en een hogere zeespiegel. Beide rapporten zijn te downloaden op www.thinktanknorthsea.be.

Steven Dauwe

Colofon

‘De Grote Rede’ is een gratis informatieblad uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ; www.vliz.be ). Dit boeiende tijdschrift wordt samengesteld met de hulp van een zelf schrijvende redactie van maritieme professionals die zetelen ten persoonlijke titel. Noch de redactie, noch het VLIZ zijn verantwoordelijk voor standpunten vertolkt door derden. Overname van artikelen is toegelaten mits bronvermelding.

Interesse?
Gratis abonneren kan via www.vliz.be/de-grote-rede of telefonisch.

Verantwoordelijke uitgever

Jan Mees (VLIZ), Wandelaarkaai 7, B-8400 Oostende, België

Coördinatie en eindredactie

Jan Seys, Nancy Fockedey en Bart De Smet (VLIZ), 059/34.21.40, jan.seys@vliz.be

Redactieleden

Kathy Belpaeme, Jens Boyen, An Cliquet, Mathieu de Meyer, Binke D’Haese, Fien De Raedemaecker, Bart De Smet, Ine Demerre, Nancy Fockedey, Jan Haelters, Francis Kerckhof, Hannelore Maelfait, Pieter Mathys, Jan Mees, Tina Mertens, Tine Missiaen, Theo Notteboom, Ellen Pape, Hans Pirlet, Ruth Pirlet, Sam Provoost, Marc Ryckaert, Hendrik Schoukens, Jan Seys, Ineke Steevens, Ines Tavernier, Sarah Vanden Eede, Sofie Vandendriessche, Dieter Vanneste, Klaas Willaert

Zeewoordenteam

Roland Desnerck, Magda Devos, Nancy Fockedey, Jan Seys, Johan Termote, Dries Tys, Carlos Van Cauwenberghe, Fons Verheyde, Arnout Zwaenepoel

Met medewerking van

Jaap Broodman, Maarten du Bois, Steven Dauwe, Daan Delbare, Wouter Faveyts, Romeo Rau, Raymond Simons, Eric Stienen, Reinhardt Strubbe, Noémi Van Bogaert, Elisabeth Van Peteghem, Thomas Verleye, Johan Verstraeten, Katrien Vervaele, Franky Warnier.

Vormgeving

Vanden Broele, Brugge

Foto’s en grafieken

Bart De Smet, Claude Nozères/WoRMS, Francis Kerckhof, ILVO, Jan Mees, Katrien Vervaele, Laurence Kalman, Lynn Bruggeman, Marc Wallican, Navigo, Nick Decombel, Reinhardt Strubbe, René Billiau, Ronny Vervaecke, VILDA/Yves Adams, Westtoer, www.marinespecies.org, Zwin Natuur Park.

Drukkerij

Lowyck drukkerij
Gedrukt op maco halfmat 115 g (FSC Mix credit)
in een oplage van 9.000 ex

Algemene informatie

VLIZ vzw
Wandelaarkaai 7, B-8400 Oostende
Tel.: 059 34 21 30
Fax: 059 34 21 31
e-mail: info@vliz.be
www.vliz.be
ISSN 1376-926X