Crisiscentrum vogelopvang Oostende
Olieslachtoffers winter 2003

intro nieuws organisatie werkmethodes statistieken vragen links beelden

Dit is een compilatie van de meest gestelde vragen.

Hulp

Vraag: Wat te doen bij vondst van een nog levend olieslachtoffer?

Gebeurtenissen

Vraag: Wat is er precies gebeurd?

Antwoord: Op vrijdag 24 januari 2003 werd aan de BMM gemeld dat er opnieuw problemen waren ontstaan aan het wrak van de TRICOLOR in Franse wateren. Tijdens het overpompen van de olie die nog in het schip zat, brak een klep af zodat een deel van de 170 ton stookolie in zee terechtkwam. De olievlek was ongeveer 10 km lang en dreef op 20 km van de kust in Belgische wateren. Medewerkers van de BMM schatten vanuit het vliegtuig de hoeveelheid olie op 10 ton. Volgens de mathematische modellen zou de olie de Belgische kust in de loop van het weekend bereiken. Aan de kust werd ondertussen alles in gereedheid gebracht om een ramp te vermijden. De schepen Ter Streep van de afdeling Vloot van AWZ, uitgerust met het oliebestrijdingsmateriaal, en De Valcke gingen ter plaatse om de olie te bestrijden. Maar door het slechte weer moesten de schepen naar Oostende terugkeren. Vanuit het vliegtuig werd vastgesteld dat de olievlek uiteen gevallen was in verschillende kleine vlekken zodat bestrijden onmogelijk was. Op zee werden honderden zeevogels met olie besmeurd. In de loop van het weekend spoelden de eerste vogels aan op onze stranden. In Oostende werd een noodopvangcentrum ingericht. De vogels worden daar samengebracht en verzorgd. Op zondagavond werden reeds 1500 olieslachtoffers geteld. Lees verder... (BMM, 24 januari 2003)

Antwoord: Voor een gedetailleerd overzicht van de gebeurtenissen en persberichten, zie de website van Vogelbescherming Vlaanderen. De recentste cijfergegevens vindt u onder statistieken.

Andere vragen

Vraag: Bij elke olieramp stelt zich de vraag hoe het aantal op de kust aangespoelde olieslachtoffers (dood en levend) zich verhoudt tot het werkelijke aantal op zee getroffen vogels. Immers, heel wat vogels drijven weg van de kust, zinken naar de bodem of worden opgepeuzeld door meeuwen e.a. predatoren voor ze de kust bereikt hebben. M.a.w. met welke factor dient het aantal met olie besmeurde vogels, aangetroffen op de kustlijn, te worden vermenigvuldigd om te weten hoeveel slachtoffers in werkelijkheid vielen te betreuren?

Antwoord: Uit meer dan dertig gepubliceerde 'verdriftings-experimenten' wereldwijd (dit zijn veldproeven waarbij gemerkte kadavers op gekende locaties op zee worden uitgegooid en nadien wordt nagegaan waar en wanneer die vogellijken op de kust verschijnen), blijkt dat gemiddeld slechts 10-20 % van de op zee gedropte kadavers effectief aanspoelen. Dit gemiddelde dient echter voorzichtig te worden geïnterpreteerd, want waarden kunnen fluctueren van 0 tot meer dan 75%.

Vraag: Wat bepaalt welk percentage effectief aanspoelt van het totaal aantal op zee getroffen vogels? M.a.w. wat is een realistisch cijfer voor de omrekening naar het totaal aantal slachtoffers bij de olieramp met de Tricolor?

Antwoord: Dit percentage is vooral functie van: (1) de heersende windrichting en -kracht, (2) de afstand tot de kust waarop de kadavers werden gedropt en (3) de grootte van de vogel. Hoe sterker en meer aanlandig de wind (voor onze kust dus uit richting W-NNO), hoe dichter bij de kust en hoe groter de vogel, hoe meer kans dat een vogel later effectief op het strand wordt aangetroffen. In het geval van de ramp met de Tricolor - rekening houdend met de heersende windcondities en het soort vogels dat werd aangetroffen (vnl. Zeekoeten) - mag worden aangenomen dat slechts circa 20 % van het aantal op zee getroffen vogels daadwerkelijk zal aanspoelen.

Vraag: Zullen alle vogelslachtoffers van de Tricolor aanspoelen op Belgische stranden?

Antwoord: Waar de vogels aanspoelen hangt vooral af van de wind. Dode vogels die op zee drijven verplaatsen zich daar aan een snelheid van 2-4 % van de windsnelheid en volgens de richting gedicteerd door dezelfde wind. Dit betekent dat aan de gemiddelde windsnelheid bij ons op zee tijdens de winter (20 km/uur), een kadaver zich over een afstand van 12 km per dag verplaatst. Het is dus vrij gemakkelijk te berekenen dat bij aanhoudende matige tot vrij sterke NW-wind het gros van de vogels aan de Belgische kust zal landen. Draait de wind, dan kunnen kadavers overal in de Noordzee terecht komen. Veelal echter - door de overheersende ZW-W winden - komen nogal wat kadavers terecht op Nederlandse stranden.

Vraag: Welke soorten vogels zijn de belangrijkste slachtoffers bij deze olieramp?

Antwoord: Het gros van de slachtoffers zijn Zeekoeten. Dit komt omdat de Zeekoet in deze periode van het jaar zowat de talrijkste zeevogel is in het gebied bestreken door de Tricolor-olie, en bovendien zeer kwetsbaar is voor olie. Deze zwart-witte pinguinachtige zeevogel met scherpe dolkvormige snavel, broedt in grote getale op rotskliffen in noordelijke gebieden zoals Schotland, Ijsland, Scandinavië. Tijdens de winter zakt een deel van deze vogels af naar de zuidelijke Noordzee. In de zuidelijke tip van de Noordzee - waar de Belgische kust aan grenst - komen vooral Schotse Zeekoeten overwinteren.

Vraag: Hoe verhoudt het aantal nu reeds aan de Belgische kust gevonden vogelslachtoffers zich tot in 'normale' winters sneuvelende aantallen?

Antwoord: Gemiddeld werden tussen 1988 en 1999 per winter 400-500 levende, maar verzwakte zeevogels binnengebracht in opvangcentra aan de Belgische kust (waarvan 180-200 te Oostende). Dit verhoudt zich tot gemiddeld 2700 (dode) kadavers die op het strand elke winter kunnen worden verzameld, gestorven ten gevolge van kleinere, illegale olielozingen en/of voedselgebrek.

Vraag: Is het aantal zeevogels dat nu sterft voor onze kust ten gevolge van olievervuiling op zee, hoger dan pakweg 10, 20 of 30 jaar terug?

Antwoord: Hoewel de ramp met de Tricolor kan overkomen als de ultieme bevestiging van het 'het gaat steeds slechter met de olievervuiling op zee' doemdenk-scenario, wordt dit niet gestaafd door wetenschappelijke gegevens. Wel integendeel. In de zestiger en tachtiger jaren waren zowel de aantallen slachtoffers als het aandeel dat met olie was besmeurd, significant hoger dan nu het geval is. Bovendien toont een statistische analyse, van gegevens tussen 1962 en 1999 verzameld aan onze kust, dat nagenoeg alle zeevogelsoorten er nu beter voorstaan - naar het risico op besmeuring met olie - dan in het verleden. Zo waren van alle Zeekoeten dood aangetroffen op onze stranden in de laatste vier decennia respectievelijk 99 % (1960s), 84 % (1970s), 82 % (1980s) en 61 % (1990s) besmeurd met olie, wat een zeer significante dalende trend oplevert.


  Web site hosted by VLIZ www.vliz.be
Webmaster Francisco Hernandez